De uitgangen van ein- en kein-

A De uitgangen van ein- en kein-
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

A De uitgangen van ein- en kein-

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kent het onbepaalde lidwoord in het Duits en kunt het toepassen
  • Je kent de woorden van 3.1 en 3.2
  • Je kunt informatie uit een leestekst halen

Slide 2 - Tekstslide

Programma  
Woordentrainer 3.1
Lesson-up
Boek Blz 108/109 opdracht 1 t/m 4

Slide 3 - Tekstslide

Samenvatting
mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
Persoonlijk voornaamwoord 

er
sie
es
sie
Bepaald lidwoord 

der Mann
die Frau
das Kind
die Leute
Onbepaald lidwoord
ein Mann
eine Frau
ein Kind
keine Leute

Slide 4 - Tekstslide

Samenvatting
Het onbepaalde lidwoord ein- en het woord kein- (=geen) krijgen bij vrouwelijke woorden de uitgang -e. 
Het woord kein- krijgt ook de uitgang -e in het meervoud. 

Slide 5 - Tekstslide

Hoe zeg je 'een glas'(O) in het Duits?

A
ein Glas
B
eine Glas

Slide 6 - Quizvraag

Hoe zeg je 'een rekening'(V) in het Duits?

A
ein Rechnung
B
eine Rechnung

Slide 7 - Quizvraag

Hoe zeg je 'geen aardappels'(MV) in het Duits?

A
ein Kartoffeln
B
eine Kartoffeln
C
kein Kartoffeln
D
keine Kartoffeln

Slide 8 - Quizvraag

Hoe zeg je 'een restaurant'(O) in het Duits?

A
ein Restaurant
B
eine Restaurant

Slide 9 - Quizvraag

Hoe zeg je 'geen frietjes' in het Duits?

A
ein Pommes
B
eine Pommes
C
kein Pommes
D
keine Pommes

Slide 10 - Quizvraag

Hoe zeg je 'een bord'(M) in het Duits?

A
ein Teller
B
eine Teller

Slide 11 - Quizvraag

Hoe zeg je 'een cola'(V) in het Duits?

A
ein Cola
B
eine Cola

Slide 12 - Quizvraag

Maak nu: 
Blz 106 opdracht 14
Blz 108 opdracht 1 en 2
Blz 109 opdracht 3

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Link

ik 
mijn
jij
jouw
hij
zijn
zij 
haar
het 
zijn
wij
ons/onze
jullie
jullie
zij
hun
u
uw
ich
mein-
du
dein-
er
sein- 
sie 
ihr-
es
sein-
wir
unser-
ihr
euer-
sie
ihr-
Sie
Ihr-
Bezittelijk
voornaamwoord

Slide 15 - Tekstslide

De uitgangen van de bezittelijke voornaamwoorden
  • De bezittelijke voornaamwoorden krijgen dezelfde uitgang als de woorden ein(e) en kein(e). 

  • Let op het bezittelijk voornaamwoord 'euer' (=jullie)
Ist das euer Vater?
Ist das eure Mutter?

Slide 16 - Tekstslide

Vertaal: haar vork (Gabel, vrouwelijk)

Slide 17 - Open vraag

Vertaal: uw rekening
(Rechnung, vrouwelijk)

Slide 18 - Open vraag

Vertaal: zijn glas (Glas, onzijdig)

Slide 19 - Open vraag

Vertaal: jouw aardappels
(Kartoffel, meervoud)

Slide 20 - Open vraag

Vertaal: jullie toetje (Nachtisch, mannelijk)

Slide 21 - Open vraag

Vertaal: ons fruit
(Obst, onzijdig)

Slide 22 - Open vraag

Vertaal: mijn schnitzel
(Schnitzel, mannelijk)

Slide 23 - Open vraag

Vertaal: zijn soep (Suppe, vrouwelijk)

Slide 24 - Open vraag