Kapitel 5 - Grammatik B Het bezittelijk voornaamwoord (Das Possesivpronomen)

Kapitel 5 
B Het bezittelijk voornaamwoord (Das Possesivpronomen)
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Kapitel 5 
B Het bezittelijk voornaamwoord (Das Possesivpronomen)

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Link

ik 
mijn
jij
jouw
hij
zijn
zij 
haar
het 
zijn
wij
ons/onze
jullie
jullie
zij
hun
u
uw
ich
mein-
du
dein-
er
sein- 
sie 
ihr-
es
sein-
wir
unser-
ihr
euer-
sie
ihr-
Sie
Ihr-
Bezittelijk
voornaamwoord

Slide 3 - Tekstslide

De uitgangen van de bezittelijke voornaamwoorden
  • De bezittelijke voornaamwoorden (Possesivpronomen) krijgen dezelfde uitgang als de woorden ein(e) en kein(e). 

  • Let op het bezittelijk voornaamwoord 'euer' (=jullie)
Ist das euer Vater?
Ist das eure Mutter?

Slide 4 - Tekstslide

Vertaal: haar vork

Slide 5 - Open vraag

Vertaal: uw rekening

Slide 6 - Open vraag

Vertaal: zijn glas

Slide 7 - Open vraag

Vertaal: jouw aardappels

Slide 8 - Open vraag

Vertaal: jullie toetje

Slide 9 - Open vraag

Vertaal: ons fruit

Slide 10 - Open vraag

Vertaal: mijn schnitzel

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: zijn soep

Slide 12 - Open vraag