start thema 3 bloedsomloop, UL 3.1 +3.2 (2VWO)

Planning:
  • start thema 3 bloedsomloop
  • leerdoel + uitleg 3.1
  • opdrachten maken 3.1
  • leerdoelen + uitleg 3.2
  • huiswerk opgeven + mee aan de slag gaan
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo k, g, t, mavoLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Planning:
  • start thema 3 bloedsomloop
  • leerdoel + uitleg 3.1
  • opdrachten maken 3.1
  • leerdoelen + uitleg 3.2
  • huiswerk opgeven + mee aan de slag gaan

Slide 1 - Tekstslide

Thema 3: De bloedsomloop

Slide 2 - Tekstslide

Ik ga je nergens toe dwingen, dus als je iets 'te' vindt, gewoon aangeven!! 
of 
wegkijken
of
afplakken met post-its!






Ik gebruik daarom in de les vooraf getekende afbeeldingen.

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoel 3.1

  • Ik kan de bestanddelen van bloed noemen met hun kenmerken en functies. 



Slide 4 - Tekstslide

Waaruit bestaat bloed?

Slide 5 - Woordweb

Slide 6 - Video

Slide 7 - Video

Bloed = transport van
  • zuurstof
  • voedingsstoffen
  • afvalstoffen (bijv. CO2)
  • en niet te vergeten; warmte

Slide 8 - Tekstslide

Samenstelling
  • Bloedcellen:
    - Rode bloedcellen
    - Witte bloedcellen
    - Bloedplaatjes

  • Bloedplasma 
    - plasma- eiwitten, waaronder fibrinogeen (dat vervult een functie bij de bloedstolling)
    - water      
    - opgeloste stoffen (o.a.mineralen)

Slide 9 - Tekstslide

FUNCTIES van de bloedcellen;

Slide 10 - Tekstslide

Rode bloedcellen
Functie:  
  • vervoert zuurstof en CO2!!
(Let op: hebben geen CELKERN!!)

Ze bevatten het eiwit hemoglobine, wat een rode kleur heeft.  
Door hemoglobine kunnen de rode bloedcellen gemakkelijk zuurstof opnemen en afgeven. 

Slide 11 - Tekstslide

Witte bloedcellen

Slide 12 - Tekstslide

Witte bloedcellen
  • Hebben wel een celkern.
  • Witte bloedcellen maken ziekteverwekkers zoals bacteriën en virussen onschadelijk.
  • Opnemen en kapot maken van de ziekteverwekkers; de witte bloedcel gaat hierbij meestal zelf ook dood. 
  • De cellen hebben geen vaste vorm, daardoor kunnen ze door kleine openingen in de wand van de kleinste bloedvaten. 

Slide 13 - Tekstslide

0

Slide 14 - Video

Bloedplaatjes
Functie: 
zorgt voor bloedstolling
vorm: 
geen vaste vorm, het zijn delen van uiteengevallen cellen. 
kern?
geen celkern

Slide 15 - Tekstslide

Bloedstolling
Bloedplaatjes bevatten stoffen waardoor het bloed 
stolt als het buiten de bloedvaten komt. 
  • Bij de bloedstolling wordt het eiwit fibrinogeen uit                                                 het bloedplasma omgezet in fibrine
  • Fibrine vormt een netwerk van draden op de wond 
       waartussen bloedcellen blijven hangen. 
  • Als de fibrinedraden indrogen, ontstaat er een korstje.
  • Als de wond genezen is, laat het korstje los.  
trombose
Als bloed binnen een bloedvat stolt, ontstaat er een bloedprop in een bloedvat. 
Zo´n bloedprop kan een bloedvat afsluiten, waardoor het bloed niet verder kan stromen. In het hart of de hersenen kan dat erg gevaarlijk zijn. 

Slide 16 - Tekstslide

Wat is waar over het bloed?
A
Het bloed vervoert voedingsstoffen.
B
Het bloed vervoert afvalstoffen.
C
Het bloed vervoert zuurstof.
D
A,B en C zijn waar.

Slide 17 - Quizvraag

log nu in op deze lessonup
timer
1:00

Slide 18 - Tekstslide

Hoe heet de bloedcel bij 4?

Slide 19 - Open vraag

Hoe heet de bloedcel bij 1?

Slide 20 - Open vraag

Sommige soorten slangengif kunnen stolling van bloed in de bloedvaten veroorzaken. Welke bloeddeeltjes hebben te maken met bloedstolling?
A
Witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 21 - Quizvraag

Welke bloeddeeltjes hebben te maken met afweer?
A
Witte bloedcellen
B
rode bloedcellen
C
bloedplaatjes

Slide 22 - Quizvraag

Wat zorgt er voor de rode kleur in rode bloedcellen?
A
Glucose
B
Koolstofdioxide
C
Glycogeen
D
Hemoglobine

Slide 23 - Quizvraag

Ga nu aan de slag met:

  • maak online van thema 3;
  • van basisstof 3.1 
  • opdrachten 1 t/m 8;
  • waarvan 4 in je werkboek

timer
15:00

Slide 24 - Tekstslide

 3.2 De bloedsomloop: leerdoelen
1 = Ik kan 3 typen bloedvaten noemen met hun kenmerken en functies.

2 = Ik kan in het bloedvatenstelsel van de mens slagaders en aders  
       benoemen. 

3 = Ik kan de kleine en grote bloedsomloop onderscheiden met hun functies. 

Slide 25 - Tekstslide

Soorten bloedvaten
Slagaders:  Van het hart naar organen (dikke, gespierde wand).
Aders:           Van organen terug naar het hart (dunne wand met kleppen).
Haarvaten: Bij de organen voor de stofwisseling (hele dunne wand/1 cellaag,                           waar stoffen doorheen kunnen).

Slide 26 - Tekstslide

bloedvaten onder de microscoop

Slide 27 - Tekstslide

Soorten bloedvaten
Aders: Dunne wand (minder elastisch) met kleppen i.v. m. lagere bloeddruk.
Slagaders:  Dikke wand (gespierd en elastisch) zonder kleppen i.v.m. hoge  
                         bloeddruk. Vaak liggen slagaders dieper in het lichaam. 

Slide 28 - Tekstslide

Weefsels

De opbouw van slagaders, haarvaten en aders is anders.



De spierpomp wisselt de druk in aders.
Spierpomp
-Aanspannen en ontspannen van spieren (= spierpomp).
-Afwisselend veel en weinig druk op aders.
-Kleppen zorgen dat het bloed in de juiste richting stroomt.

Slide 29 - Tekstslide

Benoemen 
aders en slagaders

Slide 30 - Tekstslide

Benoemen aders en slagaders
Slagaders hebben de naam van het orgaan waar het bloed naartoe stroomt.

Aders hebben de naam van het orgaan waar het bloed vanaf voert.

Uitzonderingen hierop zijn de aorta en de poortader. 

Slide 31 - Tekstslide

Kleine en grote bloedsomloop

Slide 32 - Tekstslide

Dubbele bloedsomloop
Kleine bloedsomloop
hart -->longen --> hart
functie = CO2 afgeven + zuurstof opnemen

Grote bloedsomloop
hart --> alle organen --> hart
functies = zuurstof en voedingsstoffen afgeven +
                      CO2 en andere afvalstoffen opnemen
 
Grote en kleine bloedsomloop = de dubbele bloedsomloop:
per omloop stroomt het bloed 2x door het hart.

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Video

Slide 35 - Video

Aan de slag je huiswerk = 
Maak online van thema 3;
  • van basisstof 3.1  - opdrachten 1 t/m 8; waarvan 4 in je werkboek
  • van basisstof 3.2 - opdrachten 1 t/m 11; waarvan 5 + 11 in je werkboek;
  • Bij 3.2 - opdracht 5 moet in je werkboek met namen + pijlen + kleuren!


Slide 36 - Tekstslide