Woordenschat H4: voor- en achtervoegsels

WELKOM 

bij Nederlands 



1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

WELKOM 

bij Nederlands 



Slide 1 - Tekstslide

Planning vandaag
  • Planning periode
  • herhalen woordenschat h3
  • start woordenschat h4
  • opdrachten

Slide 2 - Tekstslide

Planning periode A

Toets Woordenschat H1-H5: 
maandag 11 november


Slide 3 - Tekstslide

Een vaste vergelijking is ...
A
letterlijk bedoeld
B
figuurlijk bedoeld

Slide 4 - Quizvraag

Wat is de vaste vergelijking?

zo sterk als een...............
A
bij
B
beer
C
nijlpaard
D
olifant

Slide 5 - Quizvraag

Wat is de vaste vergelijking?

zo slim als een...............
A
vis
B
kraai
C
vos
D
hond

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de vaste vergelijking?

zo klaar als een ...............
A
kanon
B
kristal
C
kontje
D
klontje

Slide 7 - Quizvraag

Welke vaste vergelijkingen ken je?
Zo nijdig als een spin.
Zo koppig als een ...
A
varken
B
kraai
C
hamster
D
ezel

Slide 8 - Quizvraag

H3 Vaste vergelijkingen
Een vergelijking is altijd figuurlijk bedoeld
Vaste vergelijkingen hebben meestal de vorm: zo … als .... 

Voorbeelden: 
zo wit als sneeuw; 
zo groen als gras; 
zo duf als een konijn; 
zo rood als een kreeft.

Slide 9 - Tekstslide

H4 voorvoegsels en achtervoegsels
Door voorvoegsels en achtervoegsels kun je soms te betekenis van een woord vinden. 

Plastic flessen kun je heel goed hergebruiken.
  • her = voorvoegsel

 Mijn neef is een beoefenaar van taekwondo.
  • -aar = achtervoegsel




Slide 10 - Tekstslide

Wat is een voorvoegsel?
A
Een woord dat alleen aan het begin van een zin voorkomt
B
Een woorddeel dat voor een ander woorddeel staat
C
Een woord dat alleen in vragen voorkomt
D
Een woorddeel dat achter een ander woorddeel staat

Slide 11 - Quizvraag

Welke van de onderstaande woorden kan een voorvoegsel zijn?
A
De
B
Het
C
Ex
D
In

Slide 12 - Quizvraag

In welk woord zit een voorvoegsel?
A
geklets
B
gezwam
C
oeverloos
D
misverstand

Slide 13 - Quizvraag

Wat is een achtervoegsel?
A
Een synoniem van een woord
B
Een toevoeging aan het einde van een woord
C
Een verandering in de spelling van een woord
D
Een toevoeging aan het begin van een woord

Slide 14 - Quizvraag

Wat is geen achtervoegsel?
A
-loos
B
-baar
C
-achtig
D
-mis

Slide 15 - Quizvraag

achtervoegsels zijn
A
loos-wan-lijk
B
loos-lijk-heid
C
wan-heid-teit

Slide 16 - Quizvraag

Vandaag
Leren: vaste vergelijkingen  / wat voor- en achtervoegsels zijn

Maken: woordenschat H3 (vaste vergelijkingen).

Daarna: beginnen met woordenschat H4 (voorvoegsels en achtervoegsels).



Opdrachten niet af? Zet ze in je daltonplanagenda: bij vrijdag. 
timer
10:00

Slide 17 - Tekstslide