In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 4 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Les 1: Verbrandingsreacties
H8 Verbrandingen
Slide 1 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Leerdoelen
8.3.1 Je kunt de massaverhouding bij een chemische reactie bepalen op basis van de moleculaire massa’s van de betrokken stoffen.
8.3.2 Je kunt bepalen hoe groot de overmaat bij een chemische reactie is.
Slide 2 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Leerdoelen
8.4.1 Je kunt uitleggen welke factoren het risico op onvolledige verbranding vergroten
8.4.2 Je kunt beschrijven welke reactieproducten bij een onvolledige verbranding ontstaan
8.4.3 Je kunt de negatieve gevolgen van onvolledige verbranding beschrijven
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 3 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Deze les
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Maken 8.3 opdr 4 t/m 8
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Maken 8.4 opdr 1 t/m 15
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Slide 4 - Tekstslide
Er moet een brandstof aanwezig zijn, bijvoorbeeld aardgas.
Je moet zuurstof (O2) toevoegen.
Als je een stof gaat verbranden, zijn er altijd drie voorwaarden waaraan voldaan moet worden:
En er is een ontbrandingstemperatuur aanwezig.
De ontbrandingstemperatuur is nodig om de verbranding te kunnen starten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 5 - Tekstslide
Bij de verbranding van koolstof ontstaat koolstofdioxide.
C (s) + O2 (g) → CO2 (g)
Bij de verbranding van zwavel ontstaat zwaveldioxide.
S (s) + O2 (g) → SO2 (g)
Bij de verbranding van waterstof ontstaat water.
2 H2 (g) + O2 (g) → 2 H2O (l)
Bij de verbranding van stoffen ontstaan de oxiden van de elementen die in die stoffen zitten.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 6 - Tekstslide
Om een stof te verbranden heb je een brandstof nodig.
Bekende voorbeelden van brandstoffen zijn de fossiele brandstoffen;
steenkool (koolstof)
aardgas (voornamelijk methaan, CH4)
aardolie (mengsel met moleculen met veel C (en H) atomen) bijvoorbeeld benzine C8H18.
aardgas/aardolie = koolwaterstoffen (C,H atomen)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Video
Les 1: Verbrandingsreacties
Scheikundigen moeten in de praktijk allerlei berekeningen kunnen maken.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Slide 9 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Scheikundigen moeten in de praktijk allerlei berekeningen kunnen maken.
Een belangrijk voorbeeld daarvan is het bepalen van de hoeveelheid grondstoffen die nodig is voor het produceren van een stof of materiaal.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Slide 10 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
Slide 11 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
Bereken de molecuulmassa's van de bovenstaande stoffen.
Slide 12 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
Bereken de molecuulmassa's van de bovenstaande stoffen.
Maak gebruik van BINAS tabel 33/34
Slide 13 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
Bereken de molecuulmassa's van de bovenstaande stoffen.
Maak gebruik van BINAS tabel 33/34
C = ... u
O2 = ... u
CO2 = ... u
Slide 14 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
Bereken de molecuulmassa's van de bovenstaande stoffen.
Maak gebruik van BINAS tabel 33/34
C = 12,0 u
O2 = 2 x 16,0 = 32,0 u
CO2 = 12,0 + 32 = 44,0 u of 12,0 + 2 x 16,0
Slide 15 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Verbranding van houtskool.
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
C (s) + O2 (g) --> CO2 (g)
12,0 : 32,0 : 44,0
Je hebt nu de massaverhouding bepaald.
Slide 16 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
De hoeveelheid beginstof die overblijft na een reactie.
Slide 17 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
Slide 18 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
2 Cu (s)
+
O2 (g)
-->
2 CuO (g)
Slide 19 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
2 Cu (s)
+
O2 (g)
-->
2 CuO (s)
127
32,0
2 Cu = 2 x 63,6 = 127
Slide 20 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
2 Cu (s)
+
O2 (g)
-->
2 CuO (s)
127
32,0
50 g
Slide 21 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
2 Cu (s)
+
O2 (g)
-->
2 CuO(s)
127
32,0
50 g
12,6 g
Slide 22 - Tekstslide
Les 1: Verbrandingsreacties
Overmaat
8.3 Rekenen aan verbrandingsreacties
Je laat 50 gram koper reageren met 100 gram zuurstof, er ontstaat koperoxide.
Welke stof is in overmaat?
2 Cu (s)
+
O2 (g)
-->
2 CuO (s)
127
32,0
50 g
12,6 g
Dus zuustof is in overmaat.
Slide 23 - Tekstslide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof).
Volledig en onvolledig heeft betrekking op de reactieproducten. Zowel bij de volledige als onvolledige verbranding van het element waterstof ontstaat de stof water.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 24 - Tekstslide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 25 - Tekstslide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
1. volledige verbranding: er is voldoende zuurstof aanwezig (overmaat zuurstof)
Bij de volledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
koolstof (C) ontstaat koolstofdioxide (CO2)
zwavel (S) ontstaat zwaveldioxide (SO2)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 26 - Tekstslide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof)
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 27 - Tekstslide
Verbrandingen kunnen we indelen in twee groepen:
2. onvolledige verbranding: er is te weinig zuurstof aanwezig (ondermaat zuurstof)
Bij de onvolledige verbranding van elementen ontstaat de oxiden van die elementen:
Vang de verbrandingsproducten op in een wasfles met joodwater.
Als het joodwater niet van kleur verandert dan heb je geen zwaveldioxide aangetoond en dus geen zwavel (zwavelarm).
Verandert het joodwater wel van kleur, dan heb je wel zwaveldioxide aangetoond en ook zwavel (zwavelhoudend)
Vraag 6
Stephanie tankt diesel. Ze kan kiezen uit zwavelhoudende en zwavelarme diesel. Maak een werkplan voor een proef waarmee Stephanie kan onderzoeken of ze zwavelarme diesel heeft getankt.
8.4 Volledige en onvolledige verbrandingen
Slide 34 - Tekstslide
Sommige brandtstoffen bevatten zelf als zuurstof atomen. Bij de verbranding komen die zuurstofatomen los en die worden vervolgens ook gebruikt om de stof verder de verbranden.
Voorbeeld: kaarsvet: C18H36O2 (s)
De verbrandingsproducten blijven CO2 en H2O.
... C18H36O2 (s) + ... O2 (g) → ... CO2 (g) + ... H2O (l)