HS 1 Rekenen

HS 1 Rekenen
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

HS 1 Rekenen

Slide 1 - Tekstslide

Aan de slag:
Maak alle oefeningen van  voorkennis in blz.8
timer
1:00

Slide 2 - Tekstslide

1.1. Rekenen met geld
leerdoelen: 
- Je kunt afronden bij berekeningen met geld.
-Je kunt berekenen wat in verhouding het goedkoopst is.

Slide 3 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

Slide 4 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

1. Geldbedragen rond je af op twee decimalen.

Slide 5 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

1. Geldbedragen rond je af op twee decimalen.

Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. hoeveel moet Aniek betalen?

Slide 6 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

1. Geldbedragen rond je af op twee decimalen.

Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 

Slide 7 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

1. Geldbedragen rond je af op twee decimalen.

Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 
62,593....

Slide 8 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

1. Geldbedragen rond je af op twee decimalen.

Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 
62,593....
Aniek moet 62,59 euro betalen

Slide 9 - Tekstslide

Rekenen met geld. Afspraken:

2. Bij contant betalingen rond je af op veelvouden van vijf cent.

Slide 10 - Tekstslide

2. Bij contant betalingen rond je af op veelvouden van vijf cent.
Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Aniek betaalt contant. Hoeveel moet Aniek betalen?

Slide 11 - Tekstslide

2. Bij contant betalingen rond je af op veelvouden van vijf cent.
Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Aniek betaalt contant. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 
62,593....

Slide 12 - Tekstslide

2. Bij contant betalingen rond je af op veelvouden van vijf cent.
Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Aniek betaalt contant. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 
62,593....
Aniek betaalt contant dus afronden op een veelvouden van 5 cent

Slide 13 - Tekstslide

2. Bij contant betalingen rond je af op veelvouden van vijf cent.
Voorbeeld:
Aniek tankt 31,47 liter benzine. De benzine kost 1,989 euro per liter. Aniek betaalt contant. Hoeveel moet Aniek betalen?
31,47 x 1,989 = 
62,593....
Aniek betaalt contant dus afronden op een veelvouden van 5 cent
Aniek moet 62,60 euro betalen

Slide 14 - Tekstslide

Aan de slag:
Wat?
maak som 2 t/m 10
Waar?
Bladzijde 10
Hulp?
- Theorie (boeken of aantekeningen)
- buurman/buurvrouw
- Docent 
Klaar?
Lezen theorie B blz.12
Niet af?
Huiswerk volgende les

Slide 15 - Tekstslide

1.1. Theorie B
Prijzen vergelijken

Slide 16 - Tekstslide

Let op: Je kunt prijzen alleen eerlijk vergelijken als jij ze omrekent naar hetzelfde hoeveelheid.
broeken voorbeeld

Slide 17 - Tekstslide

voorbeeld 2:
Bij Zoetigheid betaal je 1,75 euro per 125 gram snoep. Bij Kruidvat betaal je 5,50 euro per 300 gram snoep. Waar is het snoep in verhouding het goedkoopst?

Slide 18 - Tekstslide

voorbeeld 2:
Bij Zoetigheid betaal je 1,75 euro per 125 gram snoep. Bij Kruidvat betaal je 5,50 euro per 300 gram snoep. Waar is het snoep in verhouding het goedkoopst?
Prijs per gram bij Zoetigheid
Prijs per gram bij Kruidvat

Slide 19 - Tekstslide

voorbeeld 2:
Bij Zoetigheid betaal je 1,75 euro per 125 gram snoep. Bij Kruidvat betaal je 5,50 euro per 300 gram snoep. Waar is het snoep in verhouding het goedkoopst?
Prijs per gram bij Zoetigheid
Prijs per gram bij Kruidvat
125(1,75)=0,014

Slide 20 - Tekstslide

voorbeeld 2:
Bij Zoetigheid betaal je 1,75 euro per 125 gram snoep. Bij Kruidvat betaal je 5,50 euro per 300 gram snoep. Waar is het snoep in verhouding het goedkoopst?
Prijs per gram bij Zoetigheid
Prijs per gram bij Kruidvat
125(1,75)=0,014
300(5,50)=0,018...

Slide 21 - Tekstslide

voorbeeld 2:
Bij Zoetigheid betaal je 1,75 euro per 125 gram snoep. Bij Kruidvat betaal je 5,50 euro per 300 gram snoep. Waar is het snoep in verhouding het goedkoopst?
Prijs per gram bij Zoetigheid
Prijs per gram bij Kruidvat
125(1,75)=0,014
300(5,50)=0,018...
Bij Zoetigheid is het snoep in verhouding het goedkoopst

Slide 22 - Tekstslide

Aan de slag
Wat?
maak som 11 t/m 16
Waar?
Bladzijde 13
Hulp?
- Theorie (boeken of aantekeningen)
- buurman/buurvrouw
- Docent 
Klaar?
Leren theorie C blz.16
Niet af?
Huiswerk volgende les
timer
1:00

Slide 23 - Tekstslide

1.2 Rekenen met tijd
leerdoelen:
- Je kunt rekenen met eenheden van tijd
- Je kunt rekenen met de prijs van een abonnement

Slide 24 - Tekstslide

Let op: jij moet de eenheden van tijd uit jouw hoofd leren
Voorbeeld 1:
Hoeveel maanden zijn 5 jaar en 2 maanden?

Slide 25 - Tekstslide

Let op: jij moet de eenheden van tijd uit jouw hoofd leren
Voorbeeld 1:
Hoeveel maanden zijn 5 jaar en 2 maanden?
1 jaar= 12 maanden

Slide 26 - Tekstslide

Let op: jij moet de eenheden van tijd uit jouw hoofd leren
Voorbeeld 1:
Hoeveel maanden zijn 5 jaar en 2 maanden?
1 jaar= 12 maanden
5 jaar= 5 x 12 = 60 maanden

Slide 27 - Tekstslide

Let op: jij moet de eenheden van tijd uit jouw hoofd leren
Voorbeeld 1:
Hoeveel maanden zijn 5 jaar en 2 maanden?
1 jaar= 12 maanden
5 jaar= 5 x 12 = 60 
+ 2  = 62 maanden
5 jaar en 2 maanden= 5 x 12  

Slide 28 - Tekstslide

Wat?
maak som 19 t/m 27
Waar?
Bladzijde 16
Hulp?
- Theorie (boeken of aantekeningen)
- buurman/buurvrouw
- Docent 
Klaar?
Lezen theorie D blz.20
Niet af?
Huiswerk volgende les
Aan de slag

Slide 29 - Tekstslide