lettergrepen en verkleinwoorden vwo 1

Welkom
  • Foto's vergrotende trap 
  • Theorie lettergrepen en verkleinwoorden
  • Opdracht 17 en 18 maken
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom
  • Foto's vergrotende trap 
  • Theorie lettergrepen en verkleinwoorden
  • Opdracht 17 en 18 maken

Slide 1 - Tekstslide

De foto's 
  • Eerst raden we welk bijvoeglijk naamwoord bij de foto's hoort.
  • Vervolgens geeft elk groepje toelichting op hun eigen foto's.
  • Hierna stemt elk groepje op hun favoriete foto's (niet op jezelf).


Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Woord eindigt op:
  • -ng, wordt -nkje of -etje.                                                        Bv. poginkje, dingetje
  • lange klinker, verdubbel de klinker.                                   Bv. omaatje, cafeetje
  • -i, voeg een -e toe.                                                                     Bv. taxietje
  • -u (uitgesproken als oe), gebruik een apostrof.          Bv. sudoku'tje
  • -y (met medeklinker ervoor), gebruik een apostrof.  Bv. lolly'tje

Let op bij:
  • cijfer- en letterwoorden, gebruik een apostrof.          Bv. wc'tje, s'je, mp3'tje

Slide 6 - Tekstslide

Lettergrepen

  • Past een woord niet op 1 regel? Gebruik een afbreekstreepje tussen 2 lettergrepen.

  • BIJ TWIJFEL NIET AFBREKEN, SCHRIJF VOLLEDIGE WOORD OP EEN NIEUWE REGEL.

Slide 7 - Tekstslide

LET OP!
  • Breek samenstelling af tussen de woorddelen.
    Bv. banket-bakker, ban-ketbakker
  • Breek niet af voor/na een lettergreep van 1 letter.
    Bv. stu-dio, studi-o
  • Laat speciale tekens en extra letters in verkleinwoorden weg bij afbreken. Bv. mee-eter, mee-ëter, piano-tje, pianoo-tje
  • Zorg dat woord niet verkeerd gelezen kan worden.
    Bv. reser-vering, reserve-ring

Slide 8 - Tekstslide

Aan de slag!
  • Wat: maak opdracht 17 en 18 (Taalverzorging 2, 4.2 Spelling)
  • Hoe: individueel
  • Hulp: buurman/buurvrouw, vinger opsteken
  • Tijd: einde les 
  • Klaar: dictee 3 (4.2 Spelling), zelftoets maken 

Slide 9 - Tekstslide

17
dingetje
ballonnetje
laatje
pony’tje
braampje
m’etje


18
a Als een woord niet helemaal op een regel past.

b ali-nea
po-ezie
gemeente-raad
curry-tje
vwo-er


Slide 10 - Tekstslide

c 1 Radiopresentator is een samenstelling. Een samenstelling moet afgebroken worden tussen de woorddelen: radio-presentator.
2 Min-ister is niet tussen twee lettergrepen afgebroken. De juiste manier van afbreken is mi-nister of minis-ter. Je kunt het woord ook helemaal op een nieuwe regel zetten.
3 Een woord moet niet afgebroken worden voor of na een lettergreep van één letter. De juiste manier van afbreken is even-veel.
4 Extra letters schrijf je niet bij het afbreken. De juiste manier van afbreken is oma-tje.
5 Code-ring kan verkeerd gelezen worden. De juiste manier van afbreken is co-dering.

d 1 pa-rochietje, paro-chietje, parochie-tje
2 lob-by'tje, lobby-tje
3 re-incarnatie, reïn-carnatie, reïncar-natie, reïncarna-tie
4 ex-ambassadeur, ex-am-bassadeur, ex-ambas-sadeur, ex-ambassa-deur
5 ma-yonaise, mayo-naise, mayonai-se
6 bac-teriën, bacte-riën, bacteri-en

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
  • Opdracht 17 en 18
  • Dictee 3 

Slide 12 - Tekstslide