HERHALING H2 SENECA 2E DRUK 2.1 2.2 2.3

HERHALING H. 2
BINDINGEN
2.1               2.2                   2.3

NOTEER DE ONDERWERPEN DIE JE MOEILIJK VOND


1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

HERHALING H. 2
BINDINGEN
2.1               2.2                   2.3

NOTEER DE ONDERWERPEN DIE JE MOEILIJK VOND


Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video


Om welk type binding gaat het?
'Voor het leggen van elektriciteit is een leerkracht (over het algemeen) afhankelijk van een elektricien.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 3 - Quizvraag


Om welk type binding gaat het?
'Bij deze binding gaat het om collectieve goederen en diensten, zoals school, ziekenzorg en straatverlichting.'
A
Affectieve binding
B
Cognitieve binding
C
Economische binding
D
Politieke binding

Slide 4 - Quizvraag

Ouders die hun kinderen zakgeld geven, hen helpen met huiswerk en met hen praten over de politiek in Nederland hebben met hun kinderen een:
I. affectieve binding.
II. economische binding.
III. cognitieve binding.
IV. politieke binding.

A
Alleen I is juist.
B
I, III en IV zijn juist.
C
I, II en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 5 - Quizvraag

Slide 6 - Video

Slide 7 - Tekstslide

HIER VOLGT EEN FILMPJE
LEG NA HET FILMPJE UIT WAT DIT FILMPJE TE MAKEN HEEFT MET GROEPSVORMING
(gebruik je placemat)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

In het filmpje gaat het om groepsvorming omdat......

Slide 10 - Open vraag

WELKE STELLING IS JUIST?
1) in het filmpje gaat het vooral om informele sociale controle
2) formele sociale controle verwijst naar mensen die vanuit hun beroep of functie anderen wijzen op de regels
A
1 is juist, 2 is onjuist
B
1 is onjuist, 2 is juist
C
1 is juist, 2 is juist
D
1 is onjuist, 2 is onjuist

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Video

Slide 13 - Video

KERNCONCEPT Sociale cohesie (1)
Het aantal en de                                                     die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben, het                                   te zijn,                   van een gemeenschap, de mate van verantwoordelijkheid voor                              , en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.
kwaliteit van de bindingen
       gevoel een groep
 lid te zijn  
 elkaars welzijn

Slide 14 - Sleepvraag

Bij welk element van sociale cohesie past deze zin het beste?

"we betalen allemaal zorgverzekeringspremie zodat iedereen gebruik kan maken van de gezondheidszorg"
A
aantal van de bindingen
B
kwaliteit van de bindingen
C
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
D
het gevoel een groep te zijn

Slide 15 - Quizvraag

Bij welk element van sociale cohesie past deze zin het beste?

"Joyce heeft 10.000 volgers op Instagram"
A
aantal van de bindingen
B
kwaliteit van de bindingen
C
de mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn
D
het gevoel een groep te zijn

Slide 16 - Quizvraag

Filmpje
Hoe probeert men in Harderwijk de sociale cohesie te bevorderen?
Gebruik elementen uit de definitie van sociale cohesie
(mbv placemat)

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Hoe probeert men in Harderwijk de sociale cohesie te bevorderen?

Slide 19 - Open vraag

Slide 20 - Video

Vul aan, Sociale institutie is :
Complex van min of meer .......... regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge ......... reguleren
A
culturele, relaties
B
culturele, bindingen
C
geformaliseerde, relaties
D
geformaliseerde, bindingen

Slide 21 - Quizvraag

Wat is GEEN sociale institutie?
A
Zwarte piet
B
FC Groningen
C
Koningsdag
D
Het onderwijssysteem.

Slide 22 - Quizvraag

Slide 23 - Tekstslide

Het is in NL 'not done' om op een verjaardag te komen zonder cadeautje
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 24 - Quizvraag

Marco viert zijn verjaardag nooit maar ieder jaar wil zijn familie iets leuks organiseren
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 25 - Quizvraag

Het sinterklaasfeest is in de loop van de eeuwen en over verschillende streken langzaam veranderd
A
soc. institutie bestaat buiten het individu om
B
soc. institutie hebben lange traditie
C
soc. institutie berusten vaak op moreel gezag
D
soc. institutie zijn vrij stabiel maar veranderen ook

Slide 26 - Quizvraag

Welk onderwerp vind je moeilijk?

Slide 27 - Open vraag