VWO 2 December 2022Bezittelijke voornaamwoorden

1 / 52
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Bezittelijke 
voornaamwoorden
(ein-groep)

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
- leer de bezt. vnw. (kennen).
- weet wat ze betekenen.
- weet wanneer er wel/ geen -e achter komt

Slide 3 - Tekstslide

ein- groep

ein/eine = een
kein/ keine = geen

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Video

ein- groep

mannelijk
vrouwelijk
onzijdig
meervoud
ein Mann
kein Mann
eine Frau
keine Frau
ein Kind
kein Kind
keine Menschen

Slide 6 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)
mijn  = mein 
jouw = dein 
zijn = sein
 haar = ihr 
 ons = unser**
jullie = euer**
hun = ihr
uw = Ihr *

Slide 7 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)



*u- vorm = altijd hoofdletter
**Vaak wordt de e in unser en euer weggelaten zodra het woord verlengd wordt.



** altijd met hoofdletter

Slide 8 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden (ein-groep)
mein Haus
   dein Vater
   seine Mutter
ihre Schwester
unsre**/unsere Wohnungen
eure**/euere Katze
ihre Tante
   Ihr* Mann

Slide 9 - Tekstslide

Bezittelijke voornaamwoorden

Slide 10 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.
Om te weten of er: 
wel/geen 
-e 
achter het bezittelijke voornaamwoord komt moet je het
geslacht van het zelfstandige naamwoord erachter weten. 

Slide 11 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.
der = mannelijk
die = vrouwelijk
das = onzijdig
die = meervoud

Weet je het nog? Uit Kapitel 2, Seite 75 in boek A (vwo)

Slide 12 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 13 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 14 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 15 - Tekstslide

Geslacht zelfstandige nw.

Slide 16 - Tekstslide

Dus:
Stap 1 : 
Vertaal het bezittelijke voornaamwoord
Stap 2: 
Welk geslacht heeft het zelfstandige naamwoord dat achter het invulveld staat? (der, die of das?)
Stap 3: 
Bepaal of er wel of geen -e aan het bezit. vnw. geplakt moet worden.

Slide 17 - Tekstslide

Stap 1 =  vertalen

ein- groep:
een = ein
geen = kein


mijn  = mein 
jouw = dein 
zijn = sein
 haar = ihr 
 ons = unser**
jullie = euer**
hun = ihr
uw = Ihr *

Slide 18 - Tekstslide

Stap 2 = Zelfstandig voornaamwoord geslacht bepalen
der Mann, Teller, Durst, Hunger, Kaffee, Löffel, Pfeffer, Reis, Orangensaft, Zucker, Kuchen, Tee, Nachtisch, Salat, Fisch = mannelijk
die Frau, Cola, Flasche, Tasse, Speisekarte, Rechnung, Soße, Sahne, Suppe, Gabel, Karotte, Gitarre, Stadt, Geige = vrouwelijk
das Kind, Abendessen, Besteck, Brot, Essen, Glas, Eis, Messer, Mittagessen, Frühstück, Restaurant, Schnitzel, Wasser, Salz, Obst, Gemüse, Fleisch, Schlagzeug, Hobby, Klavier = onzijdig
Menschen, Kartoffeln, Nudeln, Pommes, Ferien = meervoud

Slide 19 - Tekstslide

Stap 3 = wel of geen -e achter het bezittelijk voornaamwoord plakken
die (vrouwelijk en meervoud eindigen op een -e daarom ook een -e uitgang bij de woorden van de ein-groep (onderwerp) .
der = mannelijk 
die = vrouwelijk
das = onzijdig
die = meervoud
X
-e
X
-e

Slide 20 - Tekstslide

oefenen

Slide 21 - Tekstslide

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: haar
A
unser
B
euer
C
ihr
D
sie

Slide 22 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: mijn
A
sein
B
ihr
C
mein
D
dein

Slide 23 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: ihr
A
haar
B
zijn
C
ons
D
haar / hun

Slide 24 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: uw
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer

Slide 25 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: zijn
A
dein-
B
ihr-
C
sein-
D
unser-

Slide 26 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jouw
A
mein / meine
B
dein / deine
C
sein / seine
D
ihr / ihre

Slide 27 - Quizvraag

Bezittelijk voornaamwoord:
vertaal: jullie
A
Ihr-
B
ihr-
C
dein
D
euer/ eure

Slide 28 - Quizvraag

Wat zijn de bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
A
ich, du, er, sie, es, wir, ihr, sie/Sie
B
mein(e), dein(e), sein(e), unsere(e), eure/euer, ihr(e), Ihr(e)
C
mich, dich, ihn, sie, uns, euch, sie/Sie
D
der, die, das, die

Slide 29 - Quizvraag

Een voorbeeld van een Duits bezittelijk voornaamwoord is:
A
von
B
du
C
als
D
sein

Slide 30 - Quizvraag

Bezittelijke voornaamwoorden.
Wat bepaalt ook alweer de 'uitgang' van een bezittelijk voornaamwoord?
A
Wat mooier klinkt.
B
Het geslacht van het onderwerp van de zin.
C
Het geslacht van het woord waarop het bezittelijk vnmw betrekking heeft?
D
In welke tijd de zin staat: tegenwoordige of verleden tijd.

Slide 31 - Quizvraag

Wanneer krijgt het bezittelijk voornaamwoord een -E?
A
mannelijk
B
mannelijk en onzijdig
C
vrouwelijk
D
vrouwelijk en meervoud

Slide 32 - Quizvraag

Wat is de betekenis van een bezittelijk voornaamwoord?
A
geeft een meewerkend voorwerp aan
B
geeft een bezit aan
C
geeft een lijdend voorwerp aan
D
geeft een persoon aan

Slide 33 - Quizvraag

De bezittelijke voornaamwoorden horen bij de:
A
EIN-GROEP
B
DER-GROEP

Slide 34 - Quizvraag

Wat zijn bezittelijke voornaamwoorden in het Duits?
A
der, dem, das, ....
B
du, er, wir, ihr, sie, ...
C
ihr, euer, Ihr, ...
D
dir, mir, ihn, ihm, ....

Slide 35 - Quizvraag

Bij welk stukje gaat het om een bezittelijk voornaamwoord?
A
mit dir
B
die Kirche
C
unser Haus
D
er arbeitet

Slide 36 - Quizvraag

Slide 37 - Link

oefenen 2

Slide 38 - Tekstslide

1.)
Ich suche ? Katze.
A
mein
B
meine

Slide 39 - Quizvraag

2.)
? Haus ist groß und dort ist genug Platz für alle.
A
unser
B
unsere

Slide 40 - Quizvraag

3.)
? Mutter spielt und ? Onkel auch.
A
mein, mein
B
meine, meine
C
meine, mein
D
mein, meine

Slide 41 - Quizvraag

4.)
Ist das ? Uhr? Ja, das ist ? Uhr.
A
euere, unsere
B
euer, unser
C
euere, ihre
D
euer, ihre

Slide 42 - Quizvraag

5.)
Wer hat ? Auto (o) gesehen?
A
dein
B
deine

Slide 43 - Quizvraag

6.)
? Eltern spielen und ? Sohn.
A
seine, meine
B
sein, mein
C
sein, meine
D
seine, mein

Slide 44 - Quizvraag

7.)
? Rock hat die gleiche Farbe wie ? Fahrrad.
A
Ihre, deine
B
ihr, dein
C
Ihre, dein
D
Ihr, deine

Slide 45 - Quizvraag

8.)
? Sohn und ? Kinder
A
unser euere
B
unsere euer
C
sein ihr
D
mein sein

Slide 46 - Quizvraag

oefenen 3

Slide 47 - Tekstslide

Slide 48 - Link


Na deze les, 
wil ik...
de uitleg nog 1 keer horen
meer voorbeelden krijgen
meer oefeningen maken
de leerstof thuis nog even bekijken
overgaan naar nieuwe leerstof
nog meer te weten komen over de leerstof
niet meer te weten komen over de leerstof
nog iets anders (vul de vraag op de volgende slide in)

Slide 49 - Poll


Nog iets anders, namelijk...

Slide 50 - Open vraag


Nog iets anders, namelijk...

Slide 51 - Open vraag


Hoe vond je 
deze les?
😒🙁😐🙂😃

Slide 52 - Poll