H10.5 Straling en tijd

• Natuurkunde
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

H10.5 Straling en tijd

Straling met veel energie heeft een .... halveringsdikte.

1. grote
2. kleine

De halveringsdikte van ieder materiaal is hetzelfde.

1. Waar
2. Niet waar

Wel

Niet

Bij welke straling kan je spreken over halveringsdikte?

Alfa

Bèta

Gamma

Licht

Röntgen

Radioactief verval

• Of een radioactieve kern wel of niet vervalt berust ook op kans.
• We weten dus weinig over een enkel atoom, maar kunnen wel iets zeggen over de grote groep.  

• Dit kan ook beschreven worden met een exponentiële functie. 

Radioactief verval

N(t)=N​0​​⋅(​2​​1​​)​​t​0,5​​​​t​​​​

N: Aantal kernen na een bepaalde tijd

N0: Aantal kernen aan het begin

t: Tijd sinds het begin van de meting

t1/2: Halveringstijd

Welke eenheid hebben t en t1/2 in de formule?

1. Seconde
2. Uur
3. Dagen
4. Jaren

Radioactief verval

We zetten N uit tegen t.

Dit is de vervalkromme.

We hebben 2,0*10^6 Mo-99 kernen.
Bereken hoeveel kernen er vervallen zijn na 1 week?

C-14 wordt gebruikt om leeftijden van gesteenten te bepalen. In een gesteente zit nog 1/5 van de hoeveelheid C-14. Bereken hoe oud het gesteente is.

Activiteit

Dit is de sterkte van de radioactieve bron. 

Geeft het aantal vervallen kernen per seconde. 

Meer kernen --> Meer verval

Minder kernen --> Minder verval

Activiteit

A(t)=A​0​​⋅(​2​​1​​)​​t​0,5​​​​t​​​​

A: Activiteit na een bepaalde tijd (Bq)

A0: Activiteit aan het begin (Bq)

t: Tijd sinds het begin van de meting

t1/2: Halveringstijd

Activiteit

Aantal vervallen deeltjes per seconde. 

• Activiteit is de afgeleide van het aantal vervallen deeltjes t.o.v. de tijd (in seconde).

t_1/2: Moet nu in seconde ingevuld worden!!

A: in Bq of in per s

A=−​dt​​dN​​=​t​0,5​​​​N⋅ln(2)​​

Een hoeveelheid Rb-81 heeft een activiteit van 6,3*10^4 Bq.
Bereken hoeveel Rb-81 kernen er zijn.

Probeer dit aan te tonen.

Maak opgave 24, 25 en 26. 

A=−​dt​​dN​​=​t​0,5​​​​N⋅ln(2)​​

deel 2 vraag

Welk isotoop is dit?

deel 3 vraag

Hoeveel radioactieve kernen bevatte het preparaat bij het begin van de meting en na 6,0 uur?