Aufgabe 6: selbst
Vertaal de woorden van het NL naar het Duits.
Aufgabe 7 : selbst
Vul het gesprek in met Duitse woorden. De woorden die je mag gebruiken staan in het Nederlands boven het gesprek.
Aufgabe 8: niet
Aufgabe 11: selbst
Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL.
Aufgabe 12: selbst
a. Lees de tekst en beantwoord de vragen in het NL.
b1. Welke titel past bij welke alinea
b2. Welke bewering is juist?
c. Welke kledingstukken uit de tekst zou jij graag willen hebben?
Aufgabe 14: selbst
a. Zoek de bovenstaande woorden in de tekst van vraag 12 en markeer ze.
b. Raad de betekenis van de woorden adhv de tekst
c. Maak de zinnen compleet, gebruik de woorden van 14b.