2G Dienstag, den 16. Mei 2023 Kapitel 6 + Gramm K8

Dienstag, den 16. Mai 2023
  • Willkommen
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Nachsehen Aufgaben Woche 19
  • Machen Aufgaben Wiederholung 8
  • Sprachmittel: Beantworte die Frage.
  • Aufgaben Grammatik Kapitel 8 (stencil)
  • Aufgaben Woche 20
  • Zeit übrig: Sprachmittel Fragen übersetzen
  • Zum Schluss
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 15 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Dienstag, den 16. Mai 2023
  • Willkommen
  • Ziele Unterrichtsstunde
  • Nachsehen Aufgaben Woche 19
  • Machen Aufgaben Wiederholung 8
  • Sprachmittel: Beantworte die Frage.
  • Aufgaben Grammatik Kapitel 8 (stencil)
  • Aufgaben Woche 20
  • Zeit übrig: Sprachmittel Fragen übersetzen
  • Zum Schluss

Slide 1 - Tekstslide

Ziele Unterrichtsstunde:
  • Je kunt zinnen maken met m.b.v. de Sprachmitten en woorden uit de Lernliste.
  • Je kunt werkwoorden vervoegen met een stam op een d of een t. (+ 5 extra werkwoorden)
  • Je kunt de Modalverben en het werkwoord möchten toepassen.
  • Je kunt de Modalverben en möchten vertalen van NL->D en van D->NL.

Slide 2 - Tekstslide

Nachsehen Aufgaben Woche 19
Wiederholung 8: Aufgaben 2, 4 und 5             Seiten 161-162

Slide 3 - Tekstslide

Wiederholung 8:            Seiten 162 - 163
  1. Selbständig machen Aufgaben 6, 7  und 8     
  2. Fertig (klaar?): Slim stampen Lernliste K6, Slim Stampen Grammatik K6 + K8 
  3. Besprechen Aufgaben 6, 7 und 8
timer
1:00

Slide 4 - Tekstslide

Sprachmittel: Beantworte die Frage!
Beantwoord de vragen in het Duits. Een antwoord bestaat uit minimaal 4 woorden:
  1. Wat zijn jouw hobby`s?
  2. Met wie ga jij meestal naar de stad?
  3. Wat doe jij graag op de maandag? (elke maandag in je antwoord verwerken!)
timer
1:00

Slide 5 - Tekstslide

Aufgaben Grammatik Kapitel 8:
  • Stencil vragen 1 t/m 22
  • Zelfstandig maken
  • Klaar: Leren Lernliste Seite 27 (slim stampen. Leren grammatica K6 + K8. Leren Sprachmittel Seiten 22 + 28
  • Bespreken stencil vragen 1 t/m 22
timer
1:00

Slide 6 - Tekstslide

Aufgaben Woche 20
Lernen Lernliste helemaal Seite 26 NL->D en woorden D->NL
Lernen Grammatik werkwoorden met stam op d/t  Seite 27 + aantekeningen extra werkwoorden
Lernen Sprachmittel Seiten 22 + 27
Lernen Grammatik Modalverben + möchten Seiten 97-98 + aantekeningen (Kapitel 8)


Zusammen während der Unterrichtsstunde (samen tijdens de les): Woche 20
Stencil met extra oefeningen

Slide 7 - Tekstslide

Sprachmittel: Übersetzen
  1. Tennissen vind ik leuk.
  2. Met wie ga je meestal skiën?
  3. Ik speel iedere vrijdag na school viool.
  4. Ik ga soms met mijn moeder paardrijden.

Slide 8 - Tekstslide

Lesstof repetitie K6 en grammatica K8:
Kapitel 6:
Lernliste B Wortschatz NL->Duits Seite 26
Lernliste A und C Duits->NL Seite 26
Grammatik Werkwoorden met stam op -d of -t + 5 werkwoorden  Seite 27
Sprachmittel Seiten 22 + 27:
  • Je kunt zinnen vertalen in het Duits.
  • Je kunt antwoord geven op een vraag in het Duits.
  • Je kunt van steekwoorden een goedlopende zin maken in het Duits.

Kapitel 8:
Grammatik A De werkwoorden können, dürfen, müssen en wissen (Modalverben) Seite 97
Grammatik B De werkwoorden sollen, wollen, mögen en möchten (Modalverben) Seite 98

Slide 9 - Tekstslide

Zum Schluss

Slide 10 - Tekstslide

Kapitel 8    Seite 80
  • Aufgaben 22 und 23, selbständig machen
  • Fertig: Lernen Lernliste + Grammatik -> zum Beispiel Slim STampen
  • Besprechen Aufgaben 22 und 23

timer
1:00

Slide 11 - Tekstslide

Sprachmittel: Stichwörter
Maak van de volgende steekwoorden goed lopende zinnen in het Duits:
  1. het drumstel - bevallen - de vakantie
  2. skiën - makkelijk - leuk
  3. naar muziek luisteren - dansen - zaterdag
timer
1:00

Slide 12 - Tekstslide

Modalverben: 
Modale hulpwerkwoorden (modalverben) zijn hulpwerkwoorden die extra betekenis aan het hoofdwerkwoord toevoegen. Voorbeelden van modale hulpwerkwoorden in het Nederlands zijn zullen, kunnen, mogen, moeten, willen. 

Als je bijvoorbeeld zegt: 'Petra kan zwemmen', zeg je eigenlijk dat Petra in staat is om te zwemmen (ze verdrinkt niet in water). Dat heeft natuurlijk een hele andere betekenis dan 'Petra zwemt', een zin zonder modaal hulpwerkwoord.

In het Duits zijn er ook modale hulpwerkwoorden (modalverben) zoals bijvoorbeeld: willen, können, müssen, mögen, sollen en dürfen. 

Slide 13 - Tekstslide

Modalverben Präsens
De Duitse Modalverben verschillen in twee belangrijke opzichten van de gebruikelijke vervoeging van Duitse werkwoorden:
  1. de enkelvoudige personen (ich, du, er, sie, es) hebben een klinkerwisseling ten opzichte van het meervoud. Bv. 'ich kann' en 'wir können'.
  2. de 1ste (ich) en 3de persoon enkelvoud (er, sie, es) hebben géén uitgang. Bv. 'ich darf' én 'er darf' (dus niet 'darft!').
  3. bij sollen géén klinkerwisseling enkelvourd.
  4. extra bij wissen => enkelvoud ß in plaats van ss

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide