H2D P2 les12- BZL (6-01-2021)


¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen
1 / 51
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les


¡Bienvenidos!
Mevrouw van der Biezen

Slide 1 - Tekstslide

El programa de hoy
Repaso:
  • kloktijden
  • negacion
  • gustar
  • presente + afwijkende ik-vorm
  • getallen

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

precies / exact
kwart over
half
kwart voor

Slide 7 - Tekstslide


Het is 12.00
A
Son las doce.
B
Es las dos
C
Son los dos.
D
Son el doce.

Slide 8 - Quizvraag


Het is 13.15
A
Son las una y cuarto
B
Es la una y cuarto
C
Es la una y cuatro
D
Son la una y cuarto

Slide 9 - Quizvraag


Het is 16.30
A
Son las cinco y media.
B
Son las cinco y medio.
C
Son las cuatro y media
D
Son las cuarto y medio

Slide 10 - Quizvraag


Het is 08.50 in de ochtend
A
Son las nueve y diez de la mañana
B
Son las nueve menos diez por la mañana.
C
Son las nueve menos diez de la mañana
D
Son las nueve y diez por la mañana.

Slide 11 - Quizvraag

5:15
(in het Spaans schrijven)

Slide 12 - Open vraag

2:40
(in het Spaans schrijven)

Slide 13 - Open vraag

1:10
(in het Spaans schrijven)

Slide 14 - Open vraag


Slide 15 - Open vraag


Slide 16 - Open vraag


Slide 17 - Open vraag

Son las siete y media
(in digitaal klok schrijven)

Slide 18 - Open vraag

Son las cinco y veinte
(in digitaal klok schrijven)

Slide 19 - Open vraag

Son las diez menos cuarto
(in digitaal klok schrijven)

Slide 20 - Open vraag

La negación
Niet of Geen = NO. 
No quiero bailar. = Ik wil niet dansen.
Ahora no tengo clases. = Nu heb ik geen lessen.

Nada = Niets
Nadie = Niemand
Nunca = Nooit



Slide 21 - Tekstslide

Hablas demasiado rápido, no comprendo (niets)

Slide 22 - Open vraag

Silvia está asombrada. Ella no había visto (nooit) a un hombre tan alto.

Slide 23 - Open vraag

No hay (niemand) en el concierto

Slide 24 - Open vraag

Vertaal 'NO'

Slide 25 - Open vraag

Gustar

Slide 26 - Tekstslide

Te ... hablar español
A
gusta
B
gustas
C
gustan
D
gustar

Slide 27 - Quizvraag

Wij houden van dansen.
A
Nos gustan bailar
B
Nos gusta bailar
C
Gustamos bailar
D
nos gustar bailar

Slide 28 - Quizvraag

Vul in:
A mí ____________(gustar) la fruta.
A
me gusto
B
me gusta
C
me gustan
D
me gustas

Slide 29 - Quizvraag

Vul in:
A mi __ (gustar) hacer deporte.

A
te gusta
B
nos gusta
C
me gustan
D
me gusta

Slide 30 - Quizvraag

(Yo) ____ _________ un chico moreno
A
me gusta
B
me gustan
C
me gusto
D
me gustar

Slide 31 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 32 - Quizvraag

Wanneer gebruik je GUSTA?

Slide 33 - Open vraag

Wanneer gebruik je GUSTAN?

Slide 34 - Open vraag

El presente

Slide 35 - Tekstslide

Werkwoorden met onregelmatige ik-vorm
hacer  - hago, haces, hace, hacemos, etc...
dar - doy, das, da, damos, etc...
salir - salgo, sales, sale, etc..
Ir - voy, vas, va, vamos, etc..
Jugar -  juego, juegas, juega, jugamos, jugáis, juegan


Slide 36 - Tekstslide

vervoeg
querer (nosotros)
A
queréis
B
quieremos
C
quieréis
D
queremos

Slide 37 - Quizvraag

vervoeg
jugar (ellas)
A
jugan
B
jugen
C
juegan
D
juegen

Slide 38 - Quizvraag

vervoeg:
hacer (yo)
A
haco
B
hago
C
hazco
D
hace

Slide 39 - Quizvraag

Vervoeg: Vivir (ellos)
A
viven
B
vivís
C
vivan
D
vives

Slide 40 - Quizvraag

vervoeg (comer - ellos)
A
comáis
B
coman
C
coméis
D
comen

Slide 41 - Quizvraag

Vervoeg: trabajar (tú)
A
trabajas
B
trabajes
C
trabaja
D
trabajáis

Slide 42 - Quizvraag

Vervoeg: escribir (ellos)
A
escriban
B
escribin
C
escriben
D
escribe

Slide 43 - Quizvraag

vervoeg: jugar (ella)
A
juga
B
jugan
C
juega
D
juegas

Slide 44 - Quizvraag

Weet jij de persoonsvormen in het Spaans? Koppel de juiste Nederlandse betekenis eraan. 
Doe daarna het zelfde met de rode kaartjes. 
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
ik
jij
María y Pepe
zij (mv)
wij
hij
jullie
zij
mi hermano y yo
u (mv)
Isabel y tú
Juan
señor Collantes

Slide 45 - Sleepvraag

El presente
YO
ÉL, ELLA, USTED
NOSOTROS, NOSOTRAS
VOSOTROS, VOSOTRAS
ELLOS, ELLAS, USTEDES
tengo
como
se llama
viven
te llamas
estamos
estáis
come
tienen
somos
vivís
hablas

Slide 46 - Sleepvraag

100
cien

Slide 47 - Tekstslide

10- Schrijf de volgende getallen onder elkaar in het Spaans:

25, 14, 63, 57, 96, 38, 19, 71

Slide 48 - Open vraag


Schrijf de volgende getallen helemaal op:
16, 24, 37, 49, 56, 75, 88, 92 en 100.

Slide 49 - Open vraag

Schrijf zelf hier de getallen in het Spaans:
10, 20, 30, 40 50, 60, 70, 80, 90, 100

Slide 50 - Open vraag