De oudere volwassene

De oudere volwassene
Iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn.
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
Welzijn PropedeuseHBOStudiejaar 1

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

De oudere volwassene
Iedereen wil oud worden, maar niemand wil oud zijn.

Slide 1 - Tekstslide

  • Welkom bij de laatste serie lessen van Welzijn propedeuse. 
  • De komende weken lessen over: doelgroepen, namelijk ouderen en chronisch zieken en mensen met een beperking en gezonndheidszorg in Nederland. 
  • Het is handig als jullie naast de laptop ook je mobieltje, tablet bij de hand houden. Je kan ook via split screen beide schermen volgen. 
  • Als er vragen zijn, steek dan je vinger op in teams. Camera aan, geluid uit.
Wanneer ben je oud?

Slide 2 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is leeftijd?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Rögels, vier soorten leeftijd:
  1. fysieke of biologische ouderdom (lichamelijke verandering)
  2. chronologische ouderdom (datum)
  3. psychologische leeftijd (je bent zo oud als dat je je voelt)
  4. sociologische leeftijd (AOW/pensioen/gedrag/gebruiken)

Slide 4 - Tekstslide

Vragen om te bespreken:
  1. Kalenderleeftijd: wie is er op 29 februari jarig? Wie kent iemand die op schrikkeldag jarig is? Hoe oud ben je dan volgens de kalenderleeftijd?
  2. Psychologische leeftijd: wat geeft jou een oud of juist een jong gevoel? Kun je een jonge oudere zijn en een oude jongere?
  3. Biologische leeftijd: op welke leeftijd kwam je in de puberteit? Welke verschillen zag je met jouw klasgenoten?
  4. Sociale leeftijd: wat vind je echt niet meer kunnen als je 18, 30, 60 bent? Tot welke leeftijd kan iemand deze jeans dragen?
  5. Zie voor meer uitleg ook de verplichte literatuur.
Conclusie: leeftijd is een relatief begrip, het is maar vanuit welk perspectief je naar leeftijd en veroudering kijkt. 

De generatietheorie
  • (over)grootouders, ouders, kinderen, kleinkinderen, achterkleinkinderen.
  • Kinderen van 'onze' tijd. 
  • Maatschappelijke generatie
  • Formatieve periode (gevoelige periode van opgroeien) 

Slide 5 - Tekstslide

  • Niet hetzelfde als generaties: opa, moeder, zoon, kleinkind
  • Tijdens je de jeugdjaren neem je als het ware de ‘tijdgeest’ in je op en je voegt hier iets aan toe op basis van de onbevangen ‘jeugdige’ blik die je hebt als jongere. (zie ook boek ‘mensenwerk’)

Slide 6 - Tekstslide

  • Elke periode heeft zo zijn eigen idee over bijvoorbeeld opvoeden, man-vrouw verhoudingen en prioriteiten in het leven. 
  • Ook historische gebeurtenissen zijn belangrijk. De Tweede Wereldoorlog, het studentenprotest in de jaren ’60 of de economische recessie van de jaren ’70 hebben een stempel gedrukt op mensen.
  • Ook socio-culturele fenomenen hebben hun impact: de muziek van de jaren ’60 maakte een onuitwisbare indruk op de jongeren van toen, de computer en sociale media beïnvloeden de jongeren van nu.
Opdracht op de volgende sheet zie je een overzicht van de generaties: tot welke generatie behoor je en herken je jezelf hierin?
Wat zijn de ‘grote’ maatschappelijke historische gebeurtenissen die jullie hebben gevormd?
De vormende fase is de opvoeding in het gezin en op school, de formatieve fase is de vorming door de invloeden van de tijdgeest, de maatschappij, belangrijke gebeurtenissen.

Slide 7 - Tekstslide

wat je moet weten is wat de formatieve periode betekent. 
wat je moet weten is voorbeelden geven van generaties en wanneer deze ongeveer waren.
Vergrijzing

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

in deze bevolkings Pyramide zie je hoe de samenstelling per leeftijd is veranderd in de afgelopen jaren. Wat je ziet is dat de groep ouderen relatief stijgt ten opzichte van de jongere generaties. Het lijkt erop dat deze vergrijzing doorzet tot ongeveer 2050.
Volgens het nulscenario* zal het aantal verpleeghuiscliënten tussen 2020 en 2050 verdubbelen. Ook de cliëntenaantallen in de wijkverpleging en voor huishoudelijke hulp nemen hard toe. Het aantal cliënten wijkverpleging stijgt van 593.000 tot 1.034.000. En het arbeidsmarkttekort in de VVT stijgt van 26.000 mensen in 2020 naar 243.000 mensen in 2050, voornamelijk in de verpleging en verzorging.
* nulscenario: als we niets veranderen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat voor lichamelijke veranderingen horen bij veroudering?

Slide 12 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Cellen en weefsels

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Huid

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Botten en gewrichten

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hersenen

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Learnbeat lezen jullie nog veel meer fysieke veranderingen... 

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Er treden niet alleen fysieke veranderingen op...
Ook cognitief zullen er veranderingen optreden waar jij als zorgverlener mee te maken krijgt bij ouderen. 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Al die veranderingen maken dat ouderen kwetsbaar kunnen worden...

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fysieke kwetsbaarheid
Belemmeringen in lichamelijk functioneren door bijvoorbeeld gewichtsverlies, evenwichtsproblemen, vermoeidheid.

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve kwetsbaarheid
Belemmeringen in geheugen en flexibiliteit van denken.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Sociale kwetsbaarheid
Belemmeringen door eenzaamheid of verlies van sociale steun.

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Psychische kwetsbaarheid 
Belemmeringen door psychische aandoeningen, zoals een depressie.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

18.3 B
Je kunt het verschil tussen comorbiditeit en multimorbiditeit uitleggen.
Je kunt in eigen woorden uitleggen wat kwetsbaarheid is.
Je hebt inzicht in de lichamelijke en cognitieve gevolgen van veroudering.
Je kunt de kenmerken van een geriatrische zorgvrager benoemen.
18.3 D
Je kunt in eigen woorden uitleggen wat polyfarmacie is.
Je hebt inzicht in welke zorgvragers veel medicatie gebruiken.
Je kunt in eigen woorden beschrijven wat medicatieveiligheid en een medicatieanamnese is.
Je kunt de verschillende oorzaken van incontinentie voor urine benoemen.



!

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Evaluatie en afsluiting

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies