Breuken

• Rekenen
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Breuken

Leerdoelen: 

Je weet wat een breuk is en kunt ze herkennen. 

Je kunt breuken vergelijken. 

Je kan rekenen met breuken.

Welke breuk hoort hierbij?

'We hebben 10 appels welke we over 5 leerlingen moeten verdelen.
Hoeveel appels heeft iedereen dan?'

1. 2/10
2. 10/5
3. 5/10
4. 10/2

Wat is groter?

1. 1/3 van het witte stokbrood
2. 1/3 van het bruine stokbrood

Welk deel is groter?

1. 1/8
2. 1/5

In hoeveel stukken is deze pizza verdeeld? 

  1  

2

Het eerste stuk is al gesneden. 
Als ik de rest in even grote stukken snijd, over hoeveel mensen kan ik de pizza dan verdelen?

  1  
4

Hoeveel is één stuk van de eierkoek?

En hiervan?

  1  

4

  1  

2

Kwart

Helft

Nakijken: 8.3 Breuken vergelijken

opdracht 29 t/m 31

(blz. 33 en 34)

Nu iets nieuws erbij: rekenen met breuken....

Maken:

1. Boek: 8.4 Rekenen met breuken

blz. 35 t/m 40 (opdracht 33 t/m 38)

2. Studiemeter afmaken t/m de oefeningen

3. Extra werkbladen 

4. Rekentuin: breuken