- Ik kan uitleggen wat een zuivere stof is.
- Ik kan uitleggen wat een mengsel is.
- Ik kan voorbeelden noemen van mengsels.
- Ik kan een experiment beschrijven waarmee aangetoond kan
worden of een stof een mengsel of een zuivere stof is.
- Ik kan de 3 fasen/aggregatietoestanden van een stof noemen.
- Ik kan de faseovergangen tussen de fasen een naam geven.