Maak de opdr. in stilte, alleen, bij vragen steek je je vinger op.
Bespreken
Slide 4 - Tekstslide
Opdracht 5 blz. 59
Maak de opdr. in stilte, alleen, bij vragen steek je je vinger op.
Bespreken
Slide 5 - Tekstslide
Wat zijn verkleinwoorden, denk je?
Slide 6 - Woordweb
Verkleinwoorden
Van zelfstandig naamwoorden (zn) kun je verkleinwoorden maken. Een verkleinwoord maak je meestal door het achtervoegsel -je achter een zn te plakken: bak - bakje.
Slide 7 - Tekstslide
Let op woorden die eindigen op een lange klinker:
pyjama - pyjamaatje
café - cafeetje
paraplu - parapluutje
oma - omaatje
tosti - tostietje
baby - baby'tje
Slide 8 - Tekstslide
Soms worden korte klanken lang:
blad - blaadje
gat - gaatje
Slide 9 - Tekstslide
Soms zijn verkleinwoorden afwijken (onregelmatig):
vlag - vlaggetje / vlagje
schip - scheepje
bloem - bloempje / bloemetje
Slide 10 - Tekstslide
Zelfstandig werken
Maak opdr. 1 + 2 blz. 136-137 = huiswerk voor do. 26/11
Werk alleen.
Werk in stilte.
Heb je een vraag? Lees de uitleg op blz. 136 of steek je vinger op.