Rules, Present Simple

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1,2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welcome to today's English lesson!
With Ms Frijns

Slide 1 - Tekstslide

By the end of this lesson, you...
...know what rules apply in the English lessons. 
...Have refreshed your memory on the present simple.
...have started working in your worksheet. 

Slide 2 - Tekstslide

Table of Contents
  • Rules and contract. 
  • Refresh: Present simple
  • Work by yourselves

Slide 3 - Tekstslide

Let's talk rules!
Schoolrules:
- Phone in "phone bag"
- No food or drinks
- Go to the toilet before or after class

Slide 4 - Tekstslide

Let's talk rules!
Practicle classroom rules:
- No laptops if you do not need them. 
- Put up your hand if you want to say something.
- Names on the board - very dash (I) behind your name is 1 hour detention at the end of my day. 

Slide 5 - Tekstslide

Let's talk rules!
Social classroom rules:

Respect

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent respect voor jou?

Slide 7 - Open vraag

Quiz: Present simple 

Slide 8 - Tekstslide

The Present Simple

Slide 9 - Tekstslide

True or false:
'Present' betekent verleden tijd
A
True
B
False

Slide 10 - Quizvraag

Present Simple
'Present' betekent tegenwoordige tijd

Slide 11 - Tekstslide

True or false:
Je gebruikt de present simple voor feiten.
A
True
B
False

Slide 12 - Quizvraag

Present Simple, Present Continuous
'Present' betekent tegenwoordige tijd

Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de present simple voor feiten, regelmatige gebeurtenissen en gewoontes. (bv: I always have football match on Sunday). 

Slide 13 - Tekstslide

True or false:
"Louis walk home every day."
Deze zin is correct.
A
True
B
False

Slide 14 - Quizvraag

Present Simple, Present Continuous
'Present' betekent tegenwoordige tijd

Wanneer gebruik je de present simple?
Je gebruikt de present simple voor feiten, regelmatige gebeurtenissen en gewoontes. (bv: I always have football match on Sunday). 

Hoe maak je de present simple?
In de present simple zet je bij he/she/it een -s achter het werkwoord.(He walks). (SHIT-regel)


Slide 15 - Tekstslide

Correct
Incorrect
She talk
(to talk)
He cries
(to cry) 
They play (to play)
He misses (to miss)
Belle tries (to try)
It flys
 (to fly)
We crashes (to crash)

Slide 16 - Sleepvraag

Add yourself to the English Classroom!

  1. Go to: https://lessonup.app/ (click here!)
  2. Code: ecehu
  3. Use your full name (first name + surname)

Don't have an account?
Sign up with your school email adress (it's free!)

Slide 17 - Tekstslide

Over to you...
Do: Bridging the Gap
1. C Grammar: Exercise 4 (page 16) (Present simple)
3. C Grammar: Exercise 4  (Page 21) (Questions + Negations)

Done? 
1. Do the worksheet: The Present Simple

Fill out the contract!
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

Looking back...
Je gebruikt de present simple voor:

Je maakt de present simple door:

He always ...(catch) the ball. 

(+) I always cook. 
(?)
(-)

Slide 19 - Tekstslide

Looking back...
Je gebruikt de present simple voor: gewoontes, feiten en regelmatige gebeurtenissen. 
Je maakt de present simple door:

He always ...(catch) the ball. 

(+) I always cook. 
(?)
(-)

Slide 20 - Tekstslide

Looking back...
Je gebruikt de present simple voor: gewoontes, feiten en regelmatige gebeurtenissen. 
Je maakt de present simple door: het hele ww. Shit-regel: Bij he/she/it: +s

He always ...(catch) the ball. 

(+)  I always cook. 
(?)
(-)

Slide 21 - Tekstslide

Looking back...
Je gebruikt de present simple voor: gewoontes, feiten en regelmatige gebeurtenissen. 
Je maakt de present simple door: het hele ww. Shit-regel: Bij he/she/it: +s

He always ...(catch) the ball. -> catches

(+)  I always cook. 
(?)
(-)

Slide 22 - Tekstslide

Looking back...
Je gebruikt de present simple voor: gewoontes, feiten en regelmatige gebeurtenissen. 
Je maakt de present simple door: het hele ww. Shit-regel: Bij he/she/it: +s

He always ...(catch) the ball. -> catches

(+) I always cook. 
(?) Do I always cook?
(-) I don't always cook.

Slide 23 - Tekstslide