Lezen H2 par. 2.3 3de editie


Docentinformatie bij les 7 (1)

Lezen, luisteren en kijken
Hoofdstuk 2 In de praktijk
Paragraaf 2.3 Beschouwende en betogende teksten
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1-4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 240 min

Onderdelen in deze les


Docentinformatie bij les 7 (1)

Lezen, luisteren en kijken
Hoofdstuk 2 In de praktijk
Paragraaf 2.3 Beschouwende en betogende teksten

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Docentinformatie bij les 7 (2)
Activeren in de online leeromgeving:
  • Opdracht 2 Uitroepteken! (klassikaal)
  • Opdracht 3 Politiegeweld
  • Opdracht 9 Ouderenzorg (Zorg en Welzijn)
  • Opdracht 10 Sluiting jeugdzorginstelling (Zorg en Welzijn)

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Vak: Nederlands
Lezen, luisteren en kijken
Hoofdstuk 2
BLOK 1
BLOK 2
BLOK 3
BLOK 4

Lezen, luisteren en kijken
Centraal Examen
Lezen, luisteren en kijken
Instellingsexamen
Schrijven
Instellingsexamen
Spreken en gesprekken

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lezen H1


Groep: PBSD 

Vak: Nederlands blok 1

Docent: mevrouw K. van Zaalen

Les 1
Les 2
Les 3
Les 4
Les 5
Les 6
Les 7
Les 8
Les 9
Les 10
LLK H1
LLK H1
LLK H1
LLK H1
TOETS
LLK H2
LLK H2
LLK H2
LLK H2
TOETS
 Tijd
Wat gaan we doen?
  9:00 uur -  9:05 uur
Start 
Opstarten van de les
  9:05 uur -  9:20 uur
Basiskennis testen
Taalquiz grammatica woordsoorten 
  9:20 uur -  9:40 uur 
Kennis activeren
Uitleg par. 2.3 Beschouwende en betogende teksten (1)
  9:40 uur - 10:00 uur 
Kennis trainen
Maken opdracht 2 van par. 2.3
10:00 uur - 10:20 uur
Kennis checken
Nabespreken opdracht 2 van par. 2.3
10:20 uur - 10:40 uur
Kennis activeren
Uitleg par. 2.3 Beschouwende en betogende teksten (2)
10:40 uur - 11:00 uur
Kennis trainen
Maken en bespreken opdracht
11:00 uur - 13:00 uur
Zelfstandig werken
Maken online opdrachten
Beantwoorden van individuele vragen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Taalquiz
Leerdoelen

  • Ik ken de regels van de grammatica.
  • Ik kan de woordsoorten correct benoemen.

Slide 5 - Tekstslide

In de versnelde mbo-opleiding focussen we ons op de examenonderdelen Lezen, luisteren en kijken, Spreken, Gesprekken en Schrijven. 

Van de onderdelen Woordenschat en Taalverzorging behandelen we alleen de basiskennis klassikaal. Dat doen we in de vorm van een wekelijkse quiz. 


Taalquiz: de woordsoorten
Grammatica is het systeem van de taal. In de grammatica staat beschreven wat de rol van een woord in de zin is. En wat de rol is van de zinsdelen.

Ieder afzonderlijk woord wordt in de grammatica ingedeeld bij een woordsoort. Zo delen we de woorden ´liep´, ´wordt´ en ´gezwommen´ in bij de werkwoorden. En
´de´, ´het´ en ´een´ bij de lidwoorden. 


Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Alle studenten hebben het huiswerk gemaakt.
Houd je score bij!
A
In deze zin staat één werkwoord.
B
In deze zin staan twee werkwoorden.
C
In deze zin staan drie werkwoorden.
D
In deze zin staan vier werkwoorden.

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Sami: Het infinitief is hetzelfde als het hele werkwoord.
Lina: In iedere zin staat een infinitief.
A
Sami en Lina hebben allebei gelijk.
B
Sami heeft gelijk, Lina heeft geen gelijk.
C
Lina heeft gelijk, Sami heeft geen gelijk.
D
Sami en Lina hebben allebei geen gelijk.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Alle studenten hebben het huiswerk gemaakt.
A
hebben = persoonsvorm
B
hebben = infinitief
C
hebben = voltooid deelwoord
D
Ik weet het niet zeker.

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Alle studenten hebben het huiswerk gemaakt.
A
gemaakt = persoonsvorm
B
gemaakt = infinitief
C
gemaakt = voltooid deelwoord
D
Ik weet het niet zeker.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Sami: In één zin kunnen meerdere persoonsvormen staan.
Lina: In één zin kunnen meerdere voltooid deelwoorden staan.
A
Sami en Lina hebben allebei gelijk.
B
Sami heeft gelijk, Lina heeft geen gelijk.
C
Lina heeft gelijk, Sami heeft geen gelijk.
D
Sami en Lina hebben allebei geen gelijk.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Freek droeg oordopjes, waardoor hij niet hoorde wat er werd gezegd.
A
In deze zin staat één werkwoord.
B
In deze zin staan twee werkwoorden.
C
In deze zin staan drie werkwoorden.
D
In deze zin staan vier werkwoorden.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Freek droeg oordopjes, waardoor hij niet hoorde wat er werd gezegd.
A
droeg = persoonsvorm
B
droeg = infinitief
C
droeg = voltooid deelwoord
D
Ik weet het niet zeker.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Freek droeg oordopjes, waardoor hij niet hoorde wat er werd gezegd.
A
werd = persoonsvorm
B
werd = infinitief
C
werd = voltooid deelwoord
D
Ik weet het niet zeker.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Freek droeg oordopjes, waardoor hij niet hoorde wat er werd gezegd.
A
gezegd = persoonsvorm
B
gezegd = infinitief
C
gezegd = voltooid deelwoord
D
Ik weet het niet zeker.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Taalquiz: woordsoorten
Je hebt de taalquiz afgerond.

Heb je tussen de 7 en 10 punten gescoord? Dan is het niet nodig om de behandelde lesstof te herhalen.

Heb je minder dan 7 punten gescoord? Kijk dan tijdens het zelfstandig werken nog eens goed naar de lesstof over de woordsoorten op blz. 254 t/m 259.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Paragraaf 2.3 Beschouwende en betogende teksten

Leerdoelen


  • Ik herken en begrijp beschouwende en betogende teksten.
  • Ik kan de inhoud ervan op waarde schatten.



De leerdoelen en uitleg bij paragraaf 2.3 vind je op bladzijde 67 van het leerwerkboek.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Waarom moet je dit weten of kunnen?
Als professional binnen jouw werkveld wordt er van je verwacht dat je midden in de maatschappij staat. Daarbij luister en kijk je veel, maar er komt ook geschreven informatie op je af. Daarom moet je snel kunnen bepalen of die informatie feitelijk is, zodat je zelf een gefundeerd standpunt over een onderwerp kan vormen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Lees de uitleg bij Lezen,
luisteren en kijken paragraaf 2.3
Aanpak
  • Lees de tekst een keer rustig door.
  • Herhaal in eigen woorden waar de
     tekst over gaat.

Controlevragen
  • Begrijp ik waar de tekst over gaat?
  • Kan ik in eigen woorden uitleggen waar
     de tekst over gaat?

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies




Welke tekst is een betrouwbaardere bron van informatie?
A
Een beschouwende tekst.
B
Een betogende tekst.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies




Waarom is een beschouwende tekst betrouwbaarder?
A
In een beschouwende tekst wil de schrijver je niet overtuigen.
B
In een beschouwende tekst tref je feitelijke informatie aan.
C
In een beschouwende tekst worden meningen tegen elkaar afgewogen.
D
A + B + C

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Aan het werk
  • Maak vraag 1 t/m 8 van opdracht 2 van par. 2.3 (blz. 69 en 70) 
timer
20:00

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Nabespreken opdracht 2 van paragraaf 2.3
  1. Britse onderwijsambtenaren willen dat lagere scholen uitroeptekens beperken tot zinnen die beginnen met Wat of Hoe.
  2. Het is een mooie dag om te vissen. We komen er hoe dan ook samen wel uit. Zo maak je er wel een geweldige troep van.
  3. C. Taalpuristen zijn mensen die vinden dat taalregels nagevolgd moeten worden.
  4. A. Als je uitroeptekens nodig hebt, is je tekst niet duidelijk genoeg.
  5. John Sutherland - oneens (mening) - nee (drogreden: bespelen van het publiek) 
    Nell Frizzell - oneens (mening) - ja (beleving van leerling is ook belangrijk)
    Patrick van IJzendoorn - geen mening - nee
  6. Tekst 2 is een beschouwing.
    De schrijver heeft zelf geen mening. Hij zet de lezer alleen aan het denken.
    De schrijver belicht in zijn tekst verschillende kanten van een bepaalde kwestie.
  7. Eigen antwoord.
  8. Eigen antwoord.
Tip
Neem je antwoorden zoveel mogelijk letterlijk over uit de tekst. Dat levert je vaak punten op.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Bijlage D
rogredenen (pag. 334 en 335)
Aanpak
  • Lees de bijlage een keer rustig door.
  • Leer de drogredenen niet uit je hoofd!

Controlevragen
  • Begrijp ik wat een drogreden is?
  • Kan ik een voorbeeld bedenken bij de  verschillende drogredenen?

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies



Sami: Een drogreden maakt je argumentatie zwakker.
Lina: Drogredenen berusten op feitelijke informatie.
A
Sami en Lina hebben allebei gelijk.
B
Sami heeft gelijk, Lina heeft geen gelijk.
C
Lina heeft gelijk, Sami heeft geen gelijk.
D
Sami en Lina hebben allebei geen gelijk.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies



Medewerkers in de zorg worden slecht betaald. Mijn zus werkt als verpleegkundige en zij kan maar nauwelijks rondkomen.
A
Dit is een goede reden.
B
Dit is een drogreden.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Medewerkers in de zorg worden slecht betaald. Het salaris van een zorgmedewerker ligt gemiddeld 7% lager dan dat van medewerkers in andere branches.
A
Dit is een goede reden.
B
Dit is een drogreden.

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Medewerkers in de zorg werken vaak over. Meer dan de helft van de verpleegkundigen blijkt dagelijks een half uur langer te werken dan contractueel is afgesproken.
A
Dit is een goede reden.
B
Dit is een drogreden.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Medewerkers in de zorg werken vaak over. Het hoofd van de afdeling verpleegkunde van het Wilhelmina Gasthuis is het zat dat haar personeel wordt uitgebuit.
A
Dit is een goede reden.
B
Dit is een drogreden.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Zelfstandig werken
  • Bestudeer de bijlage Drogredenen.
  • Maak online opdracht 3 van par. 2.3.
  • Maak online opdracht 9 van Zorg & Welzijn.
  • Maak online opdracht 10 van Zorg & Welzijn. 

Je krijgt online feedback op de gemaakte opdrachten.
Heb je verder nog vragen? Stel die dan via de chat.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stap 1: Bestel je boeken en licentie
  • Klik op deze LINK
  • Bestel je boeken en licentie
  • Betaal je boeken en licentie
  • Je leerwerkboeken ontvang je binnen 3-5 werkdagen via de post
  • Je activeringscode ontvang je binnen 2-3 werkdagen via de mail

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Stap 2: Activeer je licentie
  • Klik op de volgende LINK
  • Klik op Account aanmaken
  • Klik op Leerling/student
  • Maak je account aan 
  • Klik op Invoeren activeringscode
  • Voer de activeringscode uit je mail in
  • Je hebt nu toegang tot Nu Nederlands online
  • Voeg jezelf toe aan je klas op het Maas College

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies