Ma 14 nov taalfouten

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

De luchtballon daalde plotseling naar beneden.
Wat zijn de overbodige woord(en)?
A
luchtballon
B
daalde
C
plotseling
D
naar beneden

Slide 2 - Quizvraag

Die oude bejaarden halen hier elke dag koffie.
Wat zijn de overbodige woord(en)?
A
oude
B
elke dag
C
koffie
D
halen

Slide 3 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen worden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

Wat kosten die groenten duur in de winter!
A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 4 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen worden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

Alwin doet zijn best, maar hij zal naar verwachting echter niet overgaan.
A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 5 - Quizvraag

Tot onze spijt moet ik u helaas teleurstellen.
Wat zijn de overbodige woorden?
A
Tot onze spijt
B
moet
C
teleurstellen
D
helaas

Slide 6 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen worden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

Ik kan er met mijn pet niet bij dat mensen in die gammele bootjes stappen.

A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 7 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen woorden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

Wat kosten die groenten duur in de winter!
A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 8 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen worden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

In het donker is Maartje altijd bang en bevreesd.
A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 9 - Quizvraag

Is er sprake van een verhaspeling (twee woorden/uitdrukkingen worden door elkaar gehaald), een overbodig woord of twee woorden die bijna hetzelfde betekenen?

Is het mogelijk om een tien te kunnen halen op het examen Nederlands?
A
Verhaspeling
B
overbodig woord
C
twee woorden die bijna hetzelfde betekenen

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil tussen een pleonasme en een tautologie?

Slide 11 - Open vraag

Welk stuk/woord is overbodig?
In het buitenland eet ik graag lekker koude ijsjes.

Slide 12 - Open vraag

Ik werd gedwongen het vak Duits te moeten laten vallen.
Welke woord(en) zijn overbodig?

Slide 13 - Open vraag

Maar als hij echter niet komt, gaat het feest toch door.
Welke woord(en) zijn overbodig?

Slide 14 - Open vraag

Welk stuk/woord is overbodig?
Terwijl ik door de natte regen naar huis fietste, kreeg ik een lekke band.

Slide 15 - Open vraag

De directeur heeft een mondelinge toespraak gehouden. Welk woord is overbodig?

Slide 16 - Open vraag

Welk woord is overbodig?

Noteer:
1.
2.
3.

Slide 17 - Open vraag

Noteer een synoniem (1 woord) van het volgende woord:
Het is niet koud vandaag. Een sjaal en een muts zijn overbodig.

OVERBODIG

Slide 18 - Open vraag



Welk woord is overbodig in deze zin?
De boswachter sleept de houten boomstammen naar de open plek.

Slide 19 - Open vraag

In de auto moet je verplicht autogordels dragen.
Welk woord is overbodig?

Slide 20 - Open vraag

Welk woord moet weg: Naar mijn persoonlijke mening is het volkomen overbodig geweest om je drijvende bootje uit het natte water te halen.

Slide 21 - Open vraag



Welk woord / welke woorden zijn overbodig in deze zin?
In ons lokaal komt nooit daglicht van buiten.

Slide 22 - Open vraag

Verhaspeling is als twee uitdrukkingen door elkaar gehaald worden of er wordt een verkeerd woord gebruikt. 

Slide 23 - Tekstslide

Verkeerd woord (blz. 424-425)
- Je kent een woord of uitdrukking niet goed genoeg en gebruikt daarom het verkeerde woord
- woorden lijken op elkaar, maar de betekenis verschilt:  Je kunt per ongeluk het verkeerde woord gebruiken. Vb. fuseren en fusilleren

Slide 24 - Tekstslide

Beeldspraak 
  • Je bedoelt iets niet letterlijk, maar figuurlijk.


  • Je gebruikt 2 uitdrukkingen door elkaar. 
  • Je gebruikt een verkeerd woord in een uitdrukking.

Verhaspelingen

Slide 25 - Tekstslide

Verkeerd woord (tweelingfout)
Woorden die veel op elkaar lijken, worden vaak door elkaar gebruikt.

Kennen / kunnen
Hun / hen
Rede / reden
etc.

Slide 26 - Tekstslide

Opdracht 5 --> Verkeerd woord (139)
Hier worden verkeerde woorden gebruikt.
Verbeter ze.
Het gaat ook om vaste uitdrukkingen die niet helemaal kloppen.

Slide 27 - Tekstslide

Stijlfouten: Verkeerde woorden
Eén  deelnemer steekt met kop en schotel boven
de rest uit. → met kop en schouders

Slide 28 - Tekstslide

Huiswerk voor di 15 nov
Blok 5 Over Taal blz. 182
Maken opdr. 24 en 25

Verkeerde woorden en uitdrukkingen

Slide 29 - Tekstslide