Poser une question

Poser une question
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Poser une question

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

?
Maak vraagzinnen. Zet het woord waarmee je begint op plek 1.
Plek 1
Plek 2
Plek 3
cherches
tu
un livre

Slide 2 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

?
Maak vraagzinnen. Zet het woord waarmee je begint op plek 1.
Plek 1
Plek 2
Plek 3
Plek 4
avons
un film
nous
regardé

Slide 3 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak de volgende zin vragend in het Nederlands door inversie te gebruiken.
"De fiets gaat altijd kapot.
A
Fiets de gaat altijd kapot?
B
Gaat de fiets altijd kapot?
C
Fiets gaat de altijd kapot?
D
Gaat de fiets altijd kapot.

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vraagzinnen zonder vraagwoord
Je kunt op 3 manieren vragen stellen in het Frans zonder vraagwoord


1. Zin + ?
Tu as un cd. --> Tu as un cd?
2. Est-ce que/est-ce qu' + rest van de zin.
Tu as un cd. --> Est-ce que tu as un cd?
Il a un cd. --> Est-ce qu' il a un cd?
3. Inversie
(= onderwerp en persoonsvorm omdraaien)
Let op: bij een klinkerbotsing komt er -t- tussen
Tu as un cd. --> As-tu un cd?

Il a un cd. --> A-t-il un cd?

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies


Op hoeveel manieren kan een vraag gesteld worden?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 6 - Quizvraag

Welke manieren ?
Welke vraagzinnen zijn correct?

2 antwoorden zijn goed!
A
Tu as un téléphone?
B
Est ce que tu as un téléphone?
C
Est-ce qu' tu as un téléphone?
D
Est-ce que tu as un téléphone?

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzinnen zijn goed?
Er zijn meerdere antwoorden mogelijk.
A
Il fait du foot.
B
Est-ce qu'il fait du foot?
C
Il fait du foot?
D
Il fait du foot est-ce que?

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke manier maak je deze zin NIET vragend: Nous travaillons en France.
A
Travaillons-nous en France?
B
Est-ce que nous travaillons en France?
C
Est-ce que travaillons-nous en France?
D
Nous travaillons en France?

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke vraagzin is goed?

A
Habite-il à Paris?
B
Est-ce que il habite à Paris?
C
Habite-t-il à Paris?
D
Habite il à Paris?

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin vragend met een zin + ?
Il choisiront un film.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin vragend met est-ce que:
Tu es malade.

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin vragend: Nous sommes arrivés met inversie.

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Maak deze zin vragend: Il va tomber met inversie.

Slide 14 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

2 options
- flashcards maken (leren woorden)
- verbuga.eu (oefenen met de verschillende tijden)

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies