Les 4 Aandacht & (te veel) prikkels

Welkom
Aandacht en (te veel) prikkels 
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
StudievaardighedenMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1-3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom
Aandacht en (te veel) prikkels 

Slide 1 - Tekstslide

Doel van deze les
- Leren hoe je prikkels buiten kunt houden
- Leren hoe je je aandacht weer terug kan krijgen
- Leren welke leertechniek je waarbij kunt inzetten

Slide 2 - Tekstslide

5.2
Maak opdracht 5.2

Slide 3 - Tekstslide

Wat heb je geleerd van de vorige les?

Slide 4 - Open vraag

5.3 Prikkels... nou en?!
- Practice makes perfect,
 maar...
 Prikkels kunnen je dwars zitten! 

Slide 5 - Tekstslide

5.3
Lees 5.3

Slide 6 - Tekstslide

Waar raak jij door afgeleid?

Slide 7 - Open vraag

Bekijk het filmpje op de volgende slide



Hoe vaak gooien de mensen in de witte shirts de bal over naar elkaar? 

Slide 8 - Tekstslide

5.4
Hoe kun je je filter wat dichter zetten?

  1. Opletten in de klas door een luisterhouding aan te nemen.
  2. Ga rustig zitten en maak je hoofd leeg.
  3. Maak je gezicht ‘zacht'.


Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Video

5.4
Hoe kun je je filter wat dichter zetten?
Opletten in de klas door een luisterhouding aan te nemen:

  1. Zet je voeten even stevig op de grond, zodat je spieren aanspannen (maar zonder dat je van je stoel omhoog komt).
  2. Ga even rechtop zitten, recht je rug -> Je hebt nu je lichaam ‘aangezet’.
  3. Haal diep en bewust een keer goed adem (en soms twee keer als je dat fijner vindt).
  4. Kijk de spreker bewust aan -> je hebt nu ook je brein aangezet. 



Slide 11 - Tekstslide

5.4
Hoe kun je je filter wat dichter zetten?
Ga rustig zitten en maak je hoofd leeg:

  • Ga ontspannen op een stoel zitten en zet je voeten stevig op de grond. 
  • Sluit je ogen. Leg je handen losjes op je onderbuik of op je bovenbenen. 
  • Ga met je aandacht naar je ademhaling. Waar in je lichaam kun je die voelen?
  • Adem dan rustig vijf keer heel diep in en met lange zuchten ook weer uit. Bedenk dat bij elke uitademing je hoofd steeds leger stroomt. Diep zuchten helpt altijd! 

Slide 12 - Tekstslide

5.4
Hoe kun je je filter wat dichter zetten?
Als het een keer echt niet lukt met concentreren, dan kun je ook deze dingen nog bedenken: 
  • Wees actief! Ga lekker rennen, buiten spelen of sporten. Beweging in je lijf zorgt voor ontspanning in je hoofd.
  • Ga kleuren, tekenen…of gamen! Kruip even achter je (game)computer of neem je iPad en ga een spelletje doen dat je goed kent en waar je niet erg bij na hoeft te denken. Het kan ook heerlijk zijn om te gaan tekenen of kleuren als je merkt dat je hoofd vol raakt. 






Slide 13 - Tekstslide

5.4
Hoe kun je je filter wat dichter zetten?

Maak je gezicht ‘zacht':

Zorg dat je ontspannen zit. Als je wilt; sluit je ogen. Ga met je aandacht naar je voorhoofd. Strijk nu zacht met de ringvingers van beide handen, een mooi groot hart over je gezicht. Je begint vanuit het plekje tussen je wenkbrauwen, hoog over je voorhoofd naar beneden, om je ogen heen en uiteindelijk komen je vingers samen in het puntje onder je kin.
Dit kun je ook in gedachten doen! 


Doe dit een paar keer. Een ander kan het ook voor jou doen.
Als je niet wilt dat een ander het ziet, gebruik dan je eigen fantasie. Stel je voor dat je de oefening doet en maak je gezicht van binnenuit zacht en ontspannen. Niemand die het merkt... 

Slide 14 - Tekstslide

5.5
Leertechniekentips; planning

Slide 15 - Tekstslide

Is het maakwerk?
➔ Plan zoveel mogelijk meteen in, het liefst op de dag dat je het gekregen hebt (dan is de instructie ook nog vers).
➔ Als het nodig is, plan je het ook nog bij 1-2 volgende dagen in.

Slide 16 - Tekstslide

Is het leerwerk?
➔ Plan een grote toets (repetitie) tenminste 7 dagen van tevoren in.
➔ Plan een kleine overhoring tenminste 3 dagen van tevoren in.
➔ Probeer in het weekend een dag vrij te plannen, je moet ook ontspannen! En een pauze betekent niet dat je hersenen niets doen: die verwerken dan beter!

Slide 17 - Tekstslide

Is het een leesopdracht?
➔ Maak een inschatting hoeveel tijd je ermee kwijt bent.
➔ Verdeel het eventueel over hoofdstukken/paragrafen.
➔ Verdeel het in de tijd dat het af moet zijn.
➔ Zorg dat je tenminste 3 dagen van tevoren klaar bent, dan heb je nog tijd om vragen te stellen.

Slide 18 - Tekstslide

Is het een boekverslag, werkstuk, presentatie?

➔ Maak een planning en to do lijst
➔ Bedenk uit welke onderdelen de opdracht bestaat en laat dat terugkomen in de planning
➔ Maak een inschatting hoeveel tijd elk onderdeel zal kosten
➔ Verdeel het over de weken die je nog hebt
➔ Wees 3 dagen van tevoren klaar, voor het geval er toch nog iets onverwachts gebeurt.

Slide 19 - Tekstslide

Goed opgelet? 
Boekverslag, werkstuk of presentatie
Leesopdracht
Leerwerk
Maakwerk
Maak een planning en een to do list.
Plan ten minste 3-7 dagen van te voren in.
Verdeel over hoofdstukken en paragrafen.
Plan zoveel mogelijk meteen in.

Slide 20 - Sleepvraag

5.5.1
Woordjes leren
1. Plan op tijd: beter 3x minuten oefenen dan 1x 30 minuten.

2. Zoek het ritme van je geheugen: maak de bijbehorende opdracht in je boekje. Je krijgt 2 minuten om zoveel mogelijk woorden te onthouden.





timer
2:00

Slide 21 - Tekstslide

Dek de woordjes nu af en schrijf alles op wat je hebt onthouden (wees eerlijk, het is geen wedstrijd).

Slide 22 - Tekstslide

Hoeveel woordjes heb je opgeschreven en wat valt je op?

Slide 23 - Open vraag

Opvallend, deze informatie onthoud je beter:
  • Informatie aan het begin en aan het eind.
  • Dingen die herhaald worden.
  • Dingen die persoonlijk zijn, waar je ‘iets mee hebt’.
  • Dingen die we koppelen aan iets dat we al weten of waar we verbanden tussen kunnen leggen.
  • Het best onthoud je dingen die raar, bizar of vreemd zijn. 
Dit geldt niet alleen voor woordjes leren!

Slide 24 - Tekstslide

3. Gebruik meerdere geheugenbronnen
  • Zing
  • Schrijf
  • Teken 
  • Spring
Je legt dan verbanden tussen verschillende hersenonderdelen, waardoor informatie beter blijft hangen. 

Slide 25 - Tekstslide

4. Woordkaartjes
  • Op de ene kant schrijf je het woord.
  • Op de andere kant schrijf je de vertaling. 
  •  Je pakt een kaartje en zegt het juiste antwoord.
  • Is het goed: op de weet-ik-al-stapel, is het fout: op de herhaalstapel. 
  • Zo weet je snel welke woorden lastiger voor jou zijn! 

Slide 26 - Tekstslide

5. Maak gebruik van online-tools
  • Bijvoorbeeld WRTS of Quizlet.


Let op: je maakt hierbij maar gebruik van 1 soort geheugen. Het is belangrijk dat je de woorden ook op andere manieren oefent! 



Slide 27 - Tekstslide

Wat heb je vandaag geleerd en wat neem je mee?

Slide 28 - Open vraag

Vragen?
Zijn er nog vragen?

Slide 29 - Tekstslide