In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Leerdoelen
na de les kun je:
beschrijven hoe transcriptie plaatsvindt
Verschil tussen RNA en DNA beschrijven
RNA-processing uitleggen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Van DNA naar RNA: Wat zijn de verschillen tussen DNA en RNA?
Slide 6 - Open vraag
Transcriptie = vormen mRNA
Ontvouwen DNA
Promotor + transcriptiefactoren = plek waar RNA-polymerase kan binden
Waterstofbruggen verbreken
Matrijsstreng of Template-streng (niet-coderend)
Coderende streng
Transcriptie vindt plaats langs de matrijsstreng: 3'->5' mbv vrije RNA-nucleotiden uit kernplasma t/m stopcodon
Binas tabel 71E
Slide 7 - Tekstslide
Slide 8 - Tekstslide
Het Pfizer en Moderna vaccin bevatten een stukje RNA. Waar bevat dit RNA het recept voor?
Slide 9 - Open vraag
Slide 10 - Tekstslide
De coderende streng van een stuk DNA heeft de volgende basen: CGAATACGGATATG. Welk RNA wordt er gevormd bij transcriptie?
Slide 11 - Open vraag
Slide 12 - Tekstslide
Eukaryoten
pre-mRNA
RNA-processing
Introns = niet-coderend ; eruit
Exons = coderend ; blijft
mRNA
Binas tabel 71H
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Alleen in mitochondriën is het enzym DNA-polymerase-γ actief. Dit enzym kopieert, controleert en repareert het mtDNA. Het gen voor dit enzym bevindt zich niet in de mitochondriën, maar in de celkern. In een cel kunnen de volgende processen optreden: 1 replicatie; 2 splicing; 3 transcriptie; 4 translatie
Welke processen treden op en in welke volgorde om dit enzym te maken?
A
2-3-4
B
3-2-4
C
3-4-2
D
1-3-2-4
Slide 16 - Quizvraag
Slide 17 - Video
https:
Slide 18 - Link
https:
Slide 19 - Link
Maak nu opdracht 18-21
Klaar?
ga verder met paragraaf 4 (Translatie en Eiwitsynthese)
Slide 20 - Tekstslide
(Alternative) splicing
Spliceosoom knipt introns (afgebroken of ander doel) uit pre-mRNA en plakt exons aan elkaar
Dus; uit één pre-mRNA kunnen meerdere mRNA-moleculen ontstaan. Oftewel: 1 gen kan coderen voor meerdere eiwitten.