Week 23 - les 1 -herhalen voor toets

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 1 - Tekstslide


- Stillezen
- Overzicht maken toetsstof
- Online oefenen



Doel:
- Overzicht krijgen van de leerstof
- leerstof onder de knie krijgen

Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
7:30

Slide 3 - Tekstslide

- Kijk op It's learning wat je moet leren.
- Zet dat in een nieuw bestand.
- Geef jezelf een cijfer hoe goed je het al kent/kunt.
- Oefen de onderwerpen via trainen/extra oefenen
Toetsstof

Slide 4 - Tekstslide

- Kijk op It's learning wat je moet leren.
- Zet dat in een nieuw bestand.
- Geef jezelf een cijfer hoe goed je het al kent/kunt.
- Oefen de onderwerpen via trainen/extra oefenen
Toetsstof
Toetsstof toets 4:

Grammatica:
H4 - telwoord
H5 - samengestelde zinnen (hoofdzin/bijzin)
H5 - voegwoorden (onderschikkend/nevenschikkend)

Spelling:
H5 - Hoofdletters en aanhalingstekens
H6 - aan elkaar of los (samenstellingen)
Werkwoorden (H5 en H6 = alle vormen ook in samengestelde zinnen)

Slide 5 - Tekstslide

In een SAMENGESTELDE zin, moet je aangeven of een zin samengesteld is uit een hoofdzin (of twee) of uit een hoofdzin en een bijzin. 



Hoofdzin/bijzin
Hoofdzin:
- in iedere zin;
- persoonsvorm en onderwerp staan naast elkaar;
Bijzin:
- kan nooit alleen in een zin staan;
- persoonsvorm en onderwerp hoeven niet naast elkaar te staan;

Slide 6 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
- twee woorden die samen één  woord zijn geworden, én die één klemtoon hebben.

 Tennisracket en professioneel racket
H6 - aan elkaar of los
een klemtoon
= samenstelling
Twee keer klemtoon
= GEEN samenstelling
(maar bijv. nw en zelfst. nw)

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf samenstellingen aan elkaar als:

1. er drie woorden of minder inzitten (anders onduidelijk)
2. het woorden zijn die gemaakt zijn met er, hier, daar, waar + een voorzetsel.  (hierom, daarachter, waarna)
3.  getallen met honderd of duizend (driehonderd, dertigduizend)
4. veel samengestelde werkwoorden (autorijden, koffiedrinken, pianospelen) Maar als een werkwoord niet samengesteld is, schrijf  je het los, zoals koffie schenken
5. Veel samengestelde bijvoeglijk naamwoorden, met een deelwoord als tweede deel (dichtbevolkt, stomverbaasd)
H6 - aan elkaar of los?

Slide 8 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!

Matthieu heeft de gele trui aan, maar... 


H6 - aan elkaar of los?

Slide 9 - Tekstslide

Hoe heet de drager van de gele trui?

Slide 10 - Open vraag

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 11 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 12 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 13 - Tekstslide

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Stijn was stapel verliefd op haar, en was daarom dol blij toen ze woensdag avond kwam

Slide 14 - Open vraag

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Kamperen is een vorm van open lucht recreatie waar bij men op een buiten terrein verblijft

Slide 15 - Open vraag

- Begin zin
Welkom in deze les over spelling.

- eigennamen
Johannes Fontanus College, Piet de Groot, Blokker

- bijv. naamwoorden van eigennamen (afgeleid)
Franse uiensoep, Augustijnse monniken, Barneveldse sprits


Hoofdletters:

Slide 16 - Tekstslide

- samenstelling feestdag
Pasen vs. paashaas

- religies, stromingen en afleidingen daarvan
christendom

- windstreken
noordoost vs. Amsterdam Noord (stadsdeel)

- namen van seizoenen, dagen en maanden
Kleine letter: 

Slide 17 - Tekstslide

- Je geeft een citaat of directe rede aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."

Hij vroeg: "Hoe zit dat?"

"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:
Bij de directe rede herhaal je precies wat iemand zegt.
Leestekens die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 18 - Tekstslide

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong

(de eerste letter van een naam schrijf je met hoofdletter)
Let dus op het verschil:

Slide 19 - Tekstslide

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:
Leestekens en hoofdletters die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 20 - Tekstslide

"Maar," vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:
Van Houten vroeg: "Maar, spreken we morgen nog af?"

Slide 21 - Tekstslide

Wat:
1. Spelling H6 - Aan elkaar of los 
2.  lesbrief Taalvoutjes - maken in tweetallen
  (staat op It's Learning, veel praktijkvoorbeelden) 

Tip:
-  Kijk goed wat de betekenis moet worden
 

Klaar? - ga verder met 'trainen'.
             - leer alvast voor de toets! 

Wanneer:
Deze week
Aan de slag:
Toetsstof toets 4:

Grammatica:
H4 - telwoord
H5 - samengestelde zinnen (hoofdzin/bijzin)
H5 - voegwoorden (onderschikkend/nevenschikkend)

Spelling:
H5 - Hoofdletters en aanhalingstekens
H6 - aan elkaar of los (samenstellingen)
Werkwoorden (H5 en H6 = alle vormen ook in samengestelde zinnen)

Slide 22 - Tekstslide

Is de zin samengesteld of enkelvoudig?
We stonden met z'n allen te lachen
A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 23 - Quizvraag

Is de zin samengesteld of enkelvoudig?
Nathalie van Boot van het Oudersnfonds wordt opnieuw gelukkig als ze erover vertelt.

A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 24 - Quizvraag

Is de zin samengesteld of enkelvoudig?

Het WNF kreeg samen met de Zuid-Afrikaanse Krüger Park een dikke veertien miljoen euro van de Nationale Postcode Loterij.

A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 25 - Quizvraag

Is de zin samengesteld of enkelvoudig?

Van Boot: ‘Nu kunnen we olifanten gaan inspuiten met gif.’

A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 26 - Quizvraag

Is de zin samengesteld of enkelvoudig?

‘Pardon’, zei ze, ‘gif’?

A
Samengesteld
B
Enkelvoudig

Slide 27 - Quizvraag

Om welke zinscombinatie gaat het?
Elke zomer werkt de Australische brandweer op volle toeren, omdat de combinatie van droogte en hitte telkens weer tot bosbranden leidt.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 28 - Quizvraag

Om welke zinscombinatie gaat het?
Zwitserland ligt in het hart van Europa, maar het wijkt in veel opzichten af van andere Europese landen.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 29 - Quizvraag

Om welke zinscombinatie gaat het?
Skeleton is een goede sport voor adrenalinejunkies, want de sleetjes roetsjen met bijna 140 kilometer per uur naar beneden.
A
H+H
B
H+B
C
B+H

Slide 30 - Quizvraag

Maak zelf een zin met het voegwoord 'of', dat een hoofdzin en een bijzin verbindt.

Slide 31 - Open vraag