2E2D - Thema 2.3 week 9 - herhaling stof grammatica en spelling

2E2D - Thema 2.3 week 9 - herhaling stof grammatica en spelling
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

2E2D - Thema 2.3 week 9 - herhaling stof grammatica en spelling

Slide 1 - Tekstslide

Spelling
IK WEET:
- wanneer en hoe ik hoofdletters gebruik (H5 Spellingapp) 
- hoe ik meervoudsvormen maak van woorden (H2.2 Spellingapp)
- hoe ik van meerdere woorden een samenstelling maak (H3.1 Spellingapp)
- hoe en wanneer ik leestekens gebruik (H6.1 en 6.2 Spellingapp)
- hoe ik op een correcte manier kan citeren (H6.3 Spellingapp)


Slide 2 - Tekstslide

Grammatica
IK WEET:
- wat een samengestelde zin is
- wat een enkelvoudige zin is
- wat het verschil is tussen een hoofdzin en een bijzin
- dat zinnen aan elkaar kunnen worden geplakt door voegwoorden
- wat het verschil is tussen een lijdende en bedrijvende zin
- wat de volgende woordsoorten zijn: zelf.nmw, lidwoord, bijv.nmw, zelf.ww, hulp.ww, pers.vnw, bez.vnw, vr.vnw, aanw.vnw





Slide 3 - Tekstslide

Hoeveel hoofdletters?

mijn vriend erin de vries woont in amsterdam. hij zit op spinoza20first en gaat van maandag tot en met vrijdag naar school. erin speelt drie keer per week voetbal bij quick‘20. hij mag in juni zelfs een keer op proef bij ajax. daar zullen zijn rotterdamse vrienden wat minder blij mee zijn.

Slide 4 - Open vraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Januari
B
januari

Slide 5 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Kerstcadeau
B
kerstcadeau

Slide 6 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Pasen
B
pasen

Slide 7 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
intertoys
B
Intertoys

Slide 8 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Ameland
B
ameland

Slide 9 - Quizvraag

Hoofdletter of een hoofdletter?
A
Kerstmis
B
kerstmis

Slide 10 - Quizvraag

Hoofdletters
Waar staan de hoofdletters goed?
A
stef Van leeuwen
B
Stef van Leeuwen
C
stef van Leeuwen
D
Stef Van leeuwen

Slide 11 - Quizvraag

Hoofdletter of geen hoofdletter?
A
Gucci
B
gucci

Slide 12 - Quizvraag

Noteer de juiste meervoudsvorm:
visie
pony
video
iPad
shampoo
vakantie

Slide 13 - Open vraag

Samenstelling tussen-n:
hond + voer
man + tas
zon + paneel
groente + soep
beer + vel
beer + sterk

Slide 14 - Open vraag

Plaats hoofdletters en leestekens:

de hulpdiensten op texel vragen om de volgende spullen dekens lampen opladers en luiers
emma van leer werkt bij de hema want ze spaart voor een skireis naar italië
ik haat pizza maar ik dacht laat ik het maar weer eens proberen
voetballen freerunnen en basketbal zijn de favoriete sporten van emre de wit

Slide 15 - Open vraag

Plaats hoofdletters en leestekens:

wil je vanmiddag spelen vraagt max
lisa vraagt aan roos ga je mee stoepkrijten
pas op roept pim

Slide 16 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een enkelvoudige en samengestelde zin?

Slide 17 - Open vraag

Hoeveel zinnen zijn hier aan elkaar geplakt?

1. John had het warm, dus hij heeft zijn jas uitgetrokken en daarna is hij de koeling ingedoken.
2. Yigit heeft Snapchat op zijn device en hij is daardoor snel afgeleid.

Slide 18 - Open vraag

Wat is het verschil tussen een hoofdzin en een bijzin?

Slide 19 - Open vraag

Hoofdzin of bijzin?

Voor de vergadering begint, moet iedereen aanwezig zijn.
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 20 - Quizvraag

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Het is ongelooflijk, maar zij heeft dat echt tegen mij gezegd.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 21 - Quizvraag

Wat is hoofdzin, wat bijzin?

Wie aan mijn vriendje zit, zal ik een waarschuwing geven.
A
BZ + HZ
B
HZ + HZ
C
HZ + BZ
D
BZ + BZ

Slide 22 - Quizvraag

Wat is een voegwoord?
Een voegwoord ...
A
verbindt zinnen of woorden met elkaar.
B
verbindt een werkwoord aan een ander werkwoord.
C
zijn twee woorden die aan elkaar verbonden zijn.

Slide 23 - Quizvraag

Wat is GEEN voegwoord?
A
als
B
soms
C
want
D
omdat

Slide 24 - Quizvraag

Lijdend of bedrijvend: ''Het huis wordt door de man gebouwd."
A
lijdende vorm
B
bedrijvende vorm

Slide 25 - Quizvraag

Lijdend of bedrijvend?
Hij is naar huis gegaan.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 26 - Quizvraag

Lijdend of bedrijvend?
Op school wordt er door ons hard gewerkt.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 27 - Quizvraag

Lijdend of bedrijvend?
De fiets wordt door mijn buurman gerepareerd.
A
bedrijvend
B
lijdend

Slide 28 - Quizvraag

Lijdend of bedrijvend?
Er is gisteren bij hem ingebroken.
A
lijdend
B
bedrijvend

Slide 29 - Quizvraag

Woordsoorten
zelf.nmw: MeDiPlaDiNa (Mensen, Dieren, Planten, Dingen, Namen) --> auto
lidwoord: de, het, een --> de auto
bijv.nmw: zegt iets over een zelfstandig naamwoord. Kan voor maar ook achter het zelf.nmw staan --> de rode auto
zelf.ww: belangrijkste werkwoord in een zin. Geeft altijd een handeling/actie aan. Je ziet een plaatje voor je --> voetballen
hulp.ww: biedt hulp aan het zelf.ww (kan nooit alleen in een zin staan) --> wil voetballen
pers.vnw: verwijst naar persoon zonder naam te noemen --> ik, jij, hij, zij, wij, jullie, u, mij, jou, hem, haar, ons, hen, hun
bez.vnw: staat bijna altijd voor een zelf.nmw. Het zelf.nmw is dan ‘bezit’ van iemand --> mijn, jouw, zijn, haar, ons, onze, hun, uw
vr.vnw: verwijst altijd naar een ding of mens. Staat vaak vooraan in de zin, maar niet altijd --> wie, wiens, wat, wat voor, welke
aanw.vnw: wijst bijna letterlijk iets aan --> die jongen, dit boek, dat, deze, zulk, zulke, diegene, datgene, degene, dergelijke, zo'n


Slide 30 - Tekstslide

Kunnen jullie jullie stoelen even aanschuiven?

kunnen:
jullie:
jullie:
stoelen:
aanschuiven:

Slide 31 - Open vraag

Welke studenten komen dit jaar naar het eindfeest?
Welke:
komen:
dit:
jaar:
het:
eindfeest:

Slide 32 - Open vraag

Mo zei dat haar ogen hemelsblauw zijn.
Mo:
haar:
ogen:
hemelsblauw:

Slide 33 - Open vraag

Verder oefenen/leren?
In Magister.Me -> studiewijzer Nederlands jaar 2 -> Toets Grammatica en spelling:

- oefentoets 
- overzicht woordsoorten
- overzicht toetsstof (inclusief links naar de presentaties grammatica & spelling)

Slide 34 - Tekstslide