Week 22 - les 2 - spelling H6 - aan elkaar of los

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom!

Nederlands
Mevrouw Takken, TNL
tnl@jfc.nl


Slide 1 - Tekstslide

- Stillezen
- Spelling H6 - aan elkaar of vast
- uitleg/ uitvinden
- Aan de slag


Doel:
- Je benoemt wat het betekenisverschil is als je woorden aan elkaar schrijft, of vast.

Vandaag in de les:

Slide 2 - Tekstslide

Stillezen
timer
7:30

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een samenstelling?
- twee woorden die samen één  woord zijn geworden, én die één klemtoon hebben.

 Tennisracket en professioneel racket
H6 - aan elkaar of los
een klemtoon
= samenstelling
Twee keer klemtoon
= GEEN samenstelling
(maar bijv. nw en zelfst. nw)

Slide 4 - Tekstslide

Schrijf samenstellingen aan elkaar als:

1. er drie woorden of minder inzitten (anders onduidelijk)
2. het woorden zijn die gemaakt zijn met er, hier, daar, waar + een voorzetsel.  (hierom, daarachter, waarna)
3.  getallen met honderd of duizend (driehonderd, dertigduizend)
4. veel samengestelde werkwoorden (autorijden, koffiedrinken, pianospelen) Maar als een werkwoord niet samengesteld is, schrijf  je het los, zoals koffie schenken
5. Veel samengestelde bijvoeglijk naamwoorden, met een deelwoord als tweede deel (dichtbevolkt, stomverbaasd)
H6 - aan elkaar of los?

Slide 5 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!

Matthieu heeft de gele trui aan, maar... 


H6 - aan elkaar of los?

Slide 6 - Tekstslide

Hoe heet de drager van de gele trui?

Slide 7 - Open vraag

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 8 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 9 - Tekstslide

Maar, let ook op het betekenisverschil!


H6 - aan elkaar of los?

Slide 10 - Tekstslide

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Stijn was stapel verliefd op haar, en was daarom dol blij toen ze woensdag avond kwam

Slide 11 - Open vraag

Schrijf in deze zin zoveel mogelijk woorden aan elkaar:

Kamperen is een vorm van open lucht recreatie waar bij men op een buiten terrein verblijft

Slide 12 - Open vraag

- Begin zin
Welkom in deze les over spelling.

- eigennamen
Johannes Fontanus College, Piet de Groot, Blokker

- bijv. naamwoorden van eigennamen (afgeleid)
Franse uiensoep, Augustijnse monniken, Barneveldse sprits


Hoofdletters:

Slide 13 - Tekstslide

- samenstelling feestdag
Pasen vs. paashaas

- religies, stromingen en afleidingen daarvan
christendom

- windstreken
noordoost vs. Amsterdam Noord (stadsdeel)

- namen van seizoenen, dagen en maanden
Kleine letter: 

Slide 14 - Tekstslide

- Je geeft een citaat of directe rede aan:

"Gisteren," vertelde moeder, "vielen de mussen van het dak."

Hij vroeg: "Hoe zit dat?"

"Hoe zit dat?", vroeg hij. 
Aanhalingstekens:
Bij de directe rede herhaal je precies wat iemand zegt.
Leestekens die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 15 - Tekstslide

mevrouw H. de Jong
mevrouw De Jong

(de eerste letter van een naam schrijf je met hoofdletter)
Let dus op het verschil:

Slide 16 - Tekstslide

Hij zei: "In mei leggen alle vogels een ei."
Goede antwoord:
Leestekens en hoofdletters die horen bij het citaat, plaats je binnen de aanhalingstekens. 

Slide 17 - Tekstslide

"Maar," vroeg Van Houten, "spreken we morgen nog af?"
Goede antwoord:
Van Houten vroeg: "Maar, spreken we morgen nog af?"

Slide 18 - Tekstslide

Wat:
- Spelling H6 - Aan elkaar of los 

Tip:
-  Kijk goed wat de betekenis moet worden
 
Werk netjes, als je iets niet snapt, vraag het dan en ga niet als een kip
zonder kop alles goed rekenen (leer je NIETS van)


Wanneer:
Deze week

Klaar? - ga verder met 'trainen'
Aan de slag:

Slide 19 - Tekstslide