KERN havo 4 paragraaf 4 Hoe kinderen taal leren

Lezen
timer
15:00
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Lezen
timer
15:00

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Planning
- lezen
- herhalen paragraaf 3
- behandelen paragraaf 4 Hoe kinderen taal leren
- zelfstandig aan de slag 
- huiswerk

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
- Je weet hoe het taalverwervingsproces bij kinderen verloopt en welke opvattingen er zijn over taalverwerving.
- Je kan verschillende fases in het taalverwervingsproces en verschillende opvattingen over taalverwerving herkennen en toelichten.
- Je kan voorbeelden bedenken van talige uitingen die passen binnen een bepaalde fase van het taalverwervingsproces en de verschillende opvattingen over taalverwerving verklaren en beoordelen.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 De geschiedenis van het Nederlands
Het oudste stukje Nederlands, zesde eeuw, Lex Salica:

maltho thi afrio lito


Paragraaf 3 De geschiedenis van het Nederlands
Het eerste versregeltje uit de 11e eeuw:
Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 De geschiedenis van het Nederlands
Oud - Nederlands
Middelnederlands
Modern Nederlands

Veel variatie
In 1804 voor het eerst een grammatica
Vanaf 1891 Algemeen beschaafd Nederlands

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vanaf wanneer spreken we over de start van de geschiedenis van de Nederlandse taal?
A
Rond het jaar 0
B
Vanaf de 4e en 5e eeuw
C
Vanaf de 6e eeuw
D
Vanaf de 7e en 8e eeuw

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

juist of onjuist:
In de middeleeuwen was er één standaardtaal en één spelling
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In de vroege middeleeuwen gebruikte men één taal om in te schrijven, welke?
A
Vlaams
B
Germaans
C
Latijn
D
Fries

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wie schreef:
'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu?'
A
Een Hollandse monnik
B
Een Vlaamse monnik
C
Een Hollandse dichter
D
Een Vlaamse dichter

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

'Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu, wat unbidan we nu?'
Uit welk jaar komt deze oudste Nederlandse
dichtregel?
A
900
B
1000
C
1100
D
1200

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 De geschiedenis van het Nederlands
Nakijken bladzijde 12 oefening 1, 3, 4, 5 en 6

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke gebeurtenis luidde de geschiedenis van het Nederlands in?

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom weten we meer van
het Middelnederlands dan
van het Oudnederlands?

Slide 14 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Hoe beïnvloedde het Vlaams de andere Middelnederlandse dialecten?

Slide 15 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarom kreeg de volkstaal juist onder een vreemd bewind een officiële status?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 3 De geschiedenis van het Nederlands
Vraag 6
Boekverkopers en hervormers droegen bij
aan de standaardisering van het Nederlands.
Wat hadden deze groepen met elkaar gemeen?

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Paragraaf 4 Hoe kinderen taal leren

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het taalvermogen is volgens mij
aangeboren
aangeleerd
allebei

Slide 19 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wanneer begint het leren van je moedertaal?
A
direct na de conceptie
B
na ongeveer 26 weken in de baarmoeder
C
direct na de geboorte
D
vanaf de derde week na de geboorte

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort een ongeboren baby waardoor hij de taal leert?
A
de stem van zijn moeder
B
omgevingsgeluiden
C
het ritme van de taal
D
spraakklanken

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Baby's horen
  • ritme
  • veelvoorkomende spraakklanken

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort NIET bij child directed speech?
A
langzamer spreken
B
snelle berekeningen in de hersenen
C
veel herhalen
D
wijzen

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Taalverwerving
De eerste taal die je leert, is je moedertaal.

Je hebt het Nederlands verworven.

Het kost de meeste kinderen vier jaar om hun moedertaal te verwerven. 

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fases in de taalverwerving
 1. Voortalige periode (0 – 1)
 2. Vroegtalige periode (1 – 2,5)
 3. Differentiatiefase (2,5 – 5)
 4. Voltooiingsfase (5 – 9)

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voortalige periode (0-1)
Fonologische vaardigheden
In de voortalige periode leren baby’s de klanken die belangrijk zijn in hun moedertaal. Nederlandse baby’s leren bijvoorbeeld het verschil herkennen tussen de L en de R. Japanse baby’s leren juist andere klankcontrasten herkennen.
Aan het einde van deze eerste fase gaan baby’s zelf klanken maken: ze gaan brabbelen (brabbelfase)

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voortalige periode (0-1)
De voortalige periode (26 weken vanaf conceptie - 1 jaar) het kind leert:
- de taal herkennen;
- klanken herkennen;
- klanken verstaan
- klanken uitspreken.

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vroegtalige periode (1 - 2,5)
Kinderen zeggen hun eerste echte woordje, vaak mama of papa.
Al snel komen daar meer losse woordjes bij, als auto! of poes!
De eerste (korte) zinnetjes hebben meteen de goede woordvolgorde: koekje eten (niet: eten koekje).

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vroegtalige periode (1 - 2,5)
Semantische vaardigheden: betekenis van de gesproken taal

Syntactische vaardigheden: grammaticale regels

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De vroegtalige periode (1 - 2,5)
Van 1 jaar tot 2,5 jaar. Het kind leert...
- dat klanken een betekenis hebben;
- woorden (éénwoordfase);
- woorden combineren (twee- en meerwoordfase);
- de goede woordvolgorde.


Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De differentiatiefase (2,5 - 5)
Kinderen maken langere zinnen met meer werkwoorden: 
Jij gaat ook altijd weglopen soms 
Ik doe jou aanbotsen.

Kinderen gaan nadenken over taal. 
Een oma is geen meisje, maar een meis, want ‘–je’ hoort bij kleine dingen en oma is niet klein… Kortom: ze gaan logische fouten maken.


Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De differentiatiefase (2,5 - 5)
Kinderen springen van de hak op de tak, beginnen over zaken en mensen die de gesprekspartner niet kent, lopen tijdens het gesprek zomaar weg etc.

Kinderen bedenken creatieve woorden, als zij het woord nog niet kennen:
Ik heb haarpijn.
Papa's geheugenkies is eruit.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De differentiatiefase (2,5 - 5)
Morfologische vaardigheden: werkwoorden en andere woordsoorten verbuigen

Overgeneralisatie: net geleerde taalregels toepassen op woorden waarbij dat niet hoort.

Metalinguïstisch bewustzijn: nadenken over de zin en onzin van taal

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De differentiatiefase (2,5 - 5)
Tussen 2,5 en 5 jaar verbetert de taal verder.
- De zinnen worden langer.
- De woordenschat breidt zich snel uit.
- De peuter leert werkwoorden vervoegen.
- Het kind leert samenstellingen (huisdeur).
- De kleuter leert nadenken over taal. 

Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voltooiingsfase (5 - 9)
Kinderen leren op school lezen en schrijven.
Kinderen leren steeds meer woorden en woordsoorten.
Kinderen leren sterke werkwoorden vervoegen (loop/liep/gelopen).
Kinderen weten hoe je een gesprek moet voeren.
Kinderen leren inschatten wat de luisteraar weet, zodat ze niet te veel en niet te weinig informatie geven!

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De voltooiingsfase (5 - 9)
Pragmatische vaardigheden: wat effectief, begrijpelijk en passend taalgebruik is.

Kritische periode: de eerste levensjaren lijken de periode om taal te leren.

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De goede zinsvolgorde gebruiken leer je al als je ...
A
0 tot 6 maanden bent.
B
2,5 tot 3 jaar bent.
C
5 of 6 jaar bent.
D
8 of 9 jaar bent.

Slide 39 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 40 - Link

Deze slide heeft geen instructies

Kritieke periode
Wat gebeurt er als je geen taal aangeleerd krijgt? De theorie is dat er een kritieke periode is waarin je taal aangeleerd moet krijgen. Als je in die periode geen taal aangeleerd wordt, dan zul je daarna nooit meer de taal leren. Het is een theorie, omdat mensen niet vrijwillig kinderen onthouden van taal.

Toch zijn er praktijkvoorbeelden van kinderen die geen taal aangeleerd hebben gekregen. Dit worden ook wel wolfskinderen genoemd.  

Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taalvermogen behavioristen
Behaviorisme: wetenschappelijke stroming
Taalleren is een kwestie van imitatie.

De taalomgeving is vooral belangrijk bij het verwerven van taal.

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Universele grammatica
Noam Chomsky
Universele grammatica
Taal is te complex om aan te leren door immitatie.
Taalvermogen is aangeboren.
Parameters: gedeelde grammaticaregels

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cognitieve taalkunde
Sociaal instinct is de belangrijkste factor bij taalverwerving.

Volgens de cognitieve taalkunde is het taalaanbod niet beperkt en is ons vermogen om patronen te herkennen enorm geavanceerd.

Slide 44 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 45 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
- Je weet hoe het taalverwervingsproces bij kinderen verloopt en welke opvattingen er zijn over taalverwerving.
- Je kan verschillende fases in het taalverwervingsproces en verschillende opvattingen over taalverwerving herkennen en toelichten.
- Je kan voorbeelden bedenken van talige uitingen die passen binnen een bepaalde fase van het taalverwervingsproces en de verschillende opvattingen over taalverwerving verklaren en beoordelen.

Slide 46 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag

Lees bladzijde 22 t/m 25
Maak bladzijde 14 oefening 1, 2, 4, 7, 8, 9, 11 en 12


Slide 47 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies