12.02B + 12.03

12.02B + 12.03
Maak aantekeningen tijdens deze uitleg.
Hou je tekstboek erbij, zodat je mee kan kijken. 
Je hebt ook je mobiel nodig.
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
Nask / BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 9 videos.

Onderdelen in deze les

12.02B + 12.03
Maak aantekeningen tijdens deze uitleg.
Hou je tekstboek erbij, zodat je mee kan kijken. 
Je hebt ook je mobiel nodig.

Slide 1 - Tekstslide

2HF PLANNING

LES 1 - practicum 12.01A voorbereiden
             practicum 12.01A DEMO
             schrijf je in voor stempeltijd

LES 2 - herkenningstoets
LES 3 - practicum 12.01B voorbereiden 
             practicum 12.01B DEMO
      
LES 4 - bespreking 12.02B + 12.03


week 25 - repetitie bespreken
                    12.04 (+ 12.05) bespreken
                    symbolenbingo

week 26 - laatste les #sad
                    inleveren dossier
                    TOETSWEEK
                    REPETITIE OVER H12
KORTE TERMIJN
LANGE TERMIJN

Slide 2 - Tekstslide

2HD PLANNING

LES 1schrijf je in voor stempeltijd

LES 2 - herkenningstoets
              practicum 12.01A voorbereiden

              practicum 12.01A DEMO
LES 3 - practicum 12.01B voorbereiden 
              practicum 12.01B DEMO
      
LES 4 - bespreking 12.02B + 12.03


week 25 - repetitie bespreken
                    12.04 (+ 12.05) bespreken
                    symbolenbingo

week 26 - laatste les #sad
                    inleveren dossier
                    TOETSWEEK
                    REPETITIE OVER H12
KORTE TERMIJN
LANGE TERMIJN

Slide 3 - Tekstslide

2HE PLANNING

LES 1 - practicum 12.01A voorbereiden
             practicum 12.01B voorbereiden
             practicum 12.01A DEMO
             schrijf je in voor stempeltijd

LES 2 - herkenningstoets
              practicum 12.01B DEMO

LES 3 - work work work work
LES 4 - bespreking 12.02B + 12.03


week 25 - repetitie bespreken
                    12.04 (+ 12.05) bespreken
                    symbolenbingo

week 26 - laatste les #sad
                    inleveren dossier
                    TOETSWEEK
                    REPETITIE OVER H12
KORTE TERMIJN
LANGE TERMIJN

Slide 4 - Tekstslide

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. 

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn.
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 5 - Tekstslide

Welke uitspraak over moleculen is niet waar?
A
Een molecuul bestaat uit meerdere atomen.
B
Moleculen zijn er in verschillende massa's.
C
Een molecuul kan vast, vloeibaar of vast zijn.
D
Moleculen zijn er in verschillende groottes.

Slide 6 - Quizvraag

EIGENSCHAPPEN MOLECULEN
(blz 61)
  • ze verschillen in grootte
  • ze verschillen in massa
  • ze trekken elkaar aan
  • ze bewegen altijd

VERWAR DIT NIET MET STOFEIGENSCHAPPEN! (kleur, geur, dichtheid, smeltpunt, kookpunt, oplosbaarheid, brandbaarheid)


*****************let op******************
JE MOET DE TABEL MET SYMBOLEN VAN ATOMEN EN HUN NAMEN OP BLZ 61 UIT JE HOOFD KENNEN!
*****************************************

Slide 7 - Tekstslide

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. 

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn.
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 8 - Tekstslide

Hoe noem je het als een stof van gasvorm naar vaste vorm gaat?
A
condenseren
B
rijpen
C
sublimeren
D
stollen

Slide 9 - Quizvraag



FASEOVERGANGEN
(blz 58)

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. 

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn.
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 12 - Tekstslide

MOLECUULFORMULE
(blz 60)

De molecuulformule laat zien:
- uit welke soort atomen een molecuul bestaat
- hoeveel van elk soort atoom er in het molecuul zitten
- de cijfers schrijf je klein, rechtsonder de letter(s) van het atoom
- als een atoom 1x voorkomt, noteer je wel de letter maar geen cijfer



Welke letter moet eerst?
* algemene regel: op volgorde van atoomnummer
* voor organische stoffen (gemaakt in de natuur) geldt: eerst C, dan H, dan de rest op alfabetische volgorde
C2H6O

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Video

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. Je kan ook een molecuulformule opschrijven van een structuurformule.

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn. 
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 16 - Tekstslide

ZUIVERE STOF OF MENGSEL
HETEROGENE/HOMOGENE OPLOSSING 
SUSPENSIE of EMULSIE (blz 62-64)

ZUIVERE STOF  > dezelfde soort moleculen: elk deeltje heeft dezelfde eigenschappen

MENGSEL          > combinatie van meerdere zuivere stoffen

                               > HOMOGEEN mengsel: samenstelling overal hetzelfde
                               > HETEROGEEN mengsel: samenstelling verschilt van plek tot plek
                               > SUSPENSIE - troebel mengsel van vaste stof in vloeistof (vaak water)
                                                            - vaste stof zakt naar de bodem
                               > EMULSIE - troebel mengsel van twee vloeistoffen
                                                       - ontmengen zich vanzelf

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Slide 19 - Video

Slide 20 - Video

Mayonaise is een voorbeeld van een...
A
emulsie
B
heterogene oplossing
C
suspensie
D
zuivere stof

Slide 21 - Quizvraag

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. Je kan ook een molecuulformule opschrijven van een structuurformule.

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn. 
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 22 - Tekstslide

HYDROFOOB EN HYDROFIEL
HYDROFOOB > houdt niet van water, mengt er niet goed mee     > bijv. olie, kaarsvet, zuurstof 
HYDROFIEL > houdt van water, mengt er goed mee                          > bijv. alcohol, suiker, spiritus

Hoe zorg een emulgator er voor 
dat een emulsie gemengd blijft?
Dit moet je kunnen uitleggen!
De oliedruppeltjes zijn omringd door emulgatormoleculen
De hydrofobe staarten steken in de hydrofobe oliedruppels
De hydrofiele koppen bevinden zich in water.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

12.02B ATOOM - MOLECUUL - STOFEIGENSCHAP
12.03 ZUIVERE STOFFEN & MENGSELS
LEERDOELEN 12.02B
  • Je kan de vier eigenschappen van moleculen opnoemen.
  • Je kan de faseovergangen benoemen.
  • Je kan uit een molecuulformule halen uit welke atoomsoorten de stof bestaat en uit hoeveel van elke soort. Je kan ook een molecuulformule opschrijven van een structuurformule.

LEERDOELEN 12.03
  • Je kunt uitleggen wat het verschil is tussen een zuivere stof en een mengsel.
  • Je kan uitleggen welke verschillende typen mengsels er zijn. 
  • Je weet wat het betekent als een stof hydrofoob of hydrofiel is.
  • Je kan uitleggen met welke methoden je mengsels kan scheiden.

Slide 25 - Tekstslide

SCHEIDINGSMETHODEN


ADSORBEREN > een stof hecht zich aan een adsorptiemiddel (fig. 33)
DESTILLEREN  > maakt gebruik van verschil in kookpunt van stoffen (fig. 34)
                                  de stof met het laagste kookpunt verdampt en wordt opgevangen
INDAMPEN > maakt ook gebruik van verschil in kookpunt van stoffen, niks opgevangen (fig. 39)
BEZINKEN/AFSCHENKEN > vaste stof zakt naar de bodem, heldere vloeistof afgieten
                                                     CENTRIFUGEREN > snellere methode van bezinken
FILTREREN  > als stofjes erg klein zijn is bezinken lastig 
                         > dan gebruik je filtreerpapier, een trechter en een reageerbuis (fig. 37)
                         > onoplosbare deeltjes kunnen niet door de kleine gaatjes van het filtreerpapier

Omdat stoffen verschillende eigenschappen hebben (kookpunt, molecuulgrootte, oplosbaarheid), kun je stoffen scheiden. Zorg dat je de volgende methoden kent!

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Video

Slide 28 - Video

Wat vond je van deze bespreking?
A
Ik snap de stof nu beter.
B
Ik weet wat ik moet leren voor de toets.
C
Geen van beide.
D
Allebei.

Slide 29 - Quizvraag

Geef feedback op deze bespreking.
Wat is goed en wat kan beter?

Slide 30 - Open vraag