Present simple negative

The Present Simple
The
Present Simple -
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

The Present Simple
The
Present Simple -

Slide 1 - Tekstslide

Present simple
=
Tegenwoordige tijd

Slide 2 - Tekstslide

voorbeelden:

I play hockey every Friday.
My sister never walks to school.

Slide 3 - Tekstslide

Je gebruikt de present simple, bij:

een feit:   My father works at a bank.

                   You live close to the school.

een gewoonte:   I never eat pizza.
                               She always plays tennis on Friday.

Slide 4 - Tekstslide

Present simple (+)
Gebruik: 
  • tegenwoordige tijd
  •  - feiten
  •  - gewoontes  (always, never, sometimes, often, usually)
Vorm: 
  • hele werkwoord
  • > LET OP DE SHIT REGEL (She, He, IT)
  • > he, she, it = hele werkwoord +s (sing-sings)
  • > he, she, it = hele werkwoord +es bij s-klank (watch-watches)
  • > he, she , it = hele werkwoord +es bij o op het eind (go-goes)

Slide 5 - Tekstslide

never
always
sometimes
usually
often
nooit
always
soms
meestal, gewoonlijk
vaak

Slide 6 - Sleepvraag

My father .................at the cinema every day.
A
is working
B
work
C
works
D
working

Slide 7 - Quizvraag

My aunt and uncle always .............to France in summer.
A
going
B
go
C
goes
D
are going

Slide 8 - Quizvraag

woorden zoals always, sometimes, never, often enz
geven aan hoe vaak iets gebeurt.

In zinnen staat het bijwoord van frequentie voor het werkwoord.
Terry always eats pizza on Fridays.
Bij zinnen met een vorm van to be staat het bijwoord van frequentie achter het werkwoord.
Susan is never late.

Slide 9 - Tekstslide

Present simple (-)
Ontkenningen
Als je wil zeggen dat iets NIET is

Vorm: don't of doesn't + hele werkwoord
(doesn't bij de SHIT-regel, dus bij she, he, it)

voorbeeld:

I like pizza.       I don't like pizza.

She likes pizza.      She doesn't like pizza.   
(let op! dan geen -s meer achter like!)

Slide 10 - Tekstslide

Dus dat ziet er dan als volgt uit:

 You live close to the school.
You don't live close to the school.

My father works at a bank.
My father doesn't work at a bank.
(let op! dan geen -s meer achter work!)

                  

een gewoonte:   I never eat pizza.
                               She always plays tennis on Friday.

Slide 11 - Tekstslide

You.............. my e-mails.
A
don't read
B
don't reading
C
doesn't read
D
doesn't reads

Slide 12 - Quizvraag

We ..........doing homework.
A
don't liking
B
doesn't likes
C
doesn't like
D
don't like

Slide 13 - Quizvraag

Paul ............his dad's car.
A
don't wash
B
doesn't washes
C
don't washs
D
doesn't wash

Slide 14 - Quizvraag

My mother...........the windows on Sunday.
A
doesn't cleans
B
don't clean
C
doesn't clean
D
don't cleaning

Slide 15 - Quizvraag

Present simple (-)
Ontkenningen
Als je wil zeggen dat iets NIET is

Vorm: don't of doesn't + hele werkwoord
(doesn't bij de SHIT-regel, dus bij she, he, it)

voorbeeld:

I like pizza.       I don't like pizza.

She likes pizza.      She doesn't like pizza.   
(let op! dan geen -s meer achter like!)

Slide 16 - Tekstslide