Vluchtelingen

Vluchtelingen
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WereldoriëntatieTaal+3BasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Introductie

Er wordt veel gesproken over de vluchtelingen die vanuit Syrië de grens overtrekken. Wat is er precies aan de hand?

Onderdelen in deze les

Vluchtelingen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vragenmuur & Weetmuur
Wat wil jij graag weten over vluchtelingen? Schrijf je vragen op en plak ze op de vragenmuur.

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit ga je leren
Wereldoriëntatie
Na deze les:
  • weet ik waarom mensen vluchten.
  • weet ik waar veel vluchtelingen in Nederland vandaan komen.
  • weet ik wat er gebeurt in het leven van een vluchteling als hij in Nederland aankomt en wanneer hij mag blijven.
Taal
Ik kan een gedicht schrijven en voordragen over het onderwerp vluchtelingen. De checklist kan mij hierbij helpen. 
Woordenschat

Na deze les begrijp ik de belangrijke woorden uit de tekst.

Slide 4 - Tekstslide

Lesdoelen
Bespreek de lesdoelen met uw leerlingen.
Verdiepende tekst

Lees de tekst en arceer de woorden die je nog niet kent geel. Arceer in ieder geval:

  • vluchten
  • de vluchteling
  • de bescherming
  • het onderdak
  • het buurland

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vluchten
de vluchteling
Iemand die vlucht of gevlucht is uit zijn eigen gebied of land.
Veel vluchtelingen die nu in Nederland wonen, komen oorspronkelijk uit Syrië en Algerije.
Woordenschat
de bescherming
Zorgen dat iemand veilig is.
Vluchtelingen hopen in een ander land bescherming te krijgen.
Weggaan omdat er gevaar is.
Veel vluchtelingen vluchten omdat er in hun eigen gebied of land gevaar is, zoals oorlog.
het buurland
Een aangrenzend land.
België en Duitsland zijn buurlanden van Nederland.

het onderdak
De woning of het verblijf waar je kunt wonen. zodat je veilig kunt slapen.
Vluchtelingen hopen in een ander gebied of land onderdak te krijgen. 

Slide 6 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de moeilijke woorden met uw leerlingen.
Woordenschat
eten
het ontbijt
de lunch
het diner
Ga op zoek naar de betekenis van de woorden die jij had gearceerd. De hulpkaart kan je hierbij helpen. Horen er woorden bij elkaar? Maak dan een woordparaplu, -kast of -trap.
timer
5:00
groot
klein
muis
olifant
Hulpkaart
woordparaplu
woordtrap
woordkast

Slide 7 - Tekstslide

Woordenschat
Bespreek de belangrijke woorden met uw leerlingen. De hulpkaart kan helpen om achter de betekenis van de woorden te komen. In hun logboek noteren de leerlingen de betekenis van de woorden die ze nog niet kenden.
..
.
Wat is de reden dat sommige mensen vluchten?
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
In hun eigen land of gebied is het niet veilig vanwege oorlog of geweld.
B
In hun eigen gebied of land lopen ze gevaar om wat ze geloven.
C
In hun eigen gebied of land lopen ze gevaar, om wie ze zijn of waar ze vandaag komen.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat gebeurt er als een vluchteling in Nederland aankomt?
1
2
3
4
5
6
7
De vluchteling meldt zich in Ter Apel.
Er wordt een plan voor de vluchteling gemaakt: hij krijgt onderdak, hulp van een advocaat en een medisch onderzoek.
Daar worden de gegevens van de vluchteling opgeschreven.
De vluchteling krijgt zes dagen rust.
De vluchteling doet zijn of haar verhaal.
Het verhaal van de vluchteling wordt beoordeeld.
De vluchteling hoort binnen een paar maanden of hij of zij mag blijven.

Slide 9 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
WAAR of NIET WAAR?
Iedere asielzoeker die zich in Nederland meldt, mag blijven.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
WAAR.
B
NIET WAAR. Eerst wordt gekeken of de vluchteling inderdaad gevaar loopt in zijn of haar eigen land. Als dat zo is mag de vluchteling in eerste instantie voor vijf jaar blijven.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Wat moet een vluchteling doen om langer dan vijf jaar in Nederland te mogen blijven?
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
Hij mag alleen blijven als hij na de vijf jaar nog steeds gevaar loopt in zijn of haar eigen land.
B
Hij moet de Nederlandse taal hebben geleerd.
C
Hij moet de Nederlandse regels hebben geleerd.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
WAAR of NIET WAAR?
Van alle vluchtelingen wereldwijd, worden de meeste vluchtelingen opgevangen in Nederland.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
WAAR.
B
NIET WAAR. De meeste vluchtelingen worden opgevangen in buurlanden. Als je naar andere landen kijkt, vangt Nederland juist weinig vluchtelingen op.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Bekijk de grafieken in de tekst nog eens goed en lees de uitspraken.
1. In januari 2021 kwamen de meeste vluchtelingen die in Nederland uit Syrië.
2. Er zijn in januari 2021 meer vluchtelingen uit Marokko dan uit Turkije in Nederland.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
Beide zinnen zijn juist.
B
Zin 1 is juist. Zin 2 is onjuist.
C
Zin 1 is onjuist. Zin 2 is juist.
D
Beide zinnen zijn onjuist.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

..
.
Bekijk de grafieken in de tekst nog eens goed en lees de uitspraken.
1. In 2020 kwamen er meer vluchtelingen naar Nederland dan in 2015.
2. De afgelopen jaren kwamen er meer jongens dan meisjes alleen zonder ouders naar Nederland.
Heb jij het goed begrepen? Test je kennis!
A
Beide zinnen zijn juist.
B
Zin 1 is juist. Zin 2 is onjuist.
C
Zin 1 is onjuist. Zin 2 is juist.
D
Beide zinnen zijn onjuist.

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samouil (12) is gevlucht uit Syrië en woont nu in Haarlem. Bekijk het filmpje waarin hij zijn verhaal vertelt op de volgende slide.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

..
Het is natuurlijk erg lastig om je te verplaatsen in het leven van een vluchteling als je dit zelf nooit hebt meegemaakt. Heb je een vraag die je aan Samouil zou willen stellen? Of zou je iets tegen hem willen zeggen?
Wat vind jij?

Slide 17 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe ziet het leven in een asielzoekerscentrum (AZC) er eigenlijk uit? Adonai (12) en Nahom (11) uit Eritrea vertellen het je in het filmpje op de volgende slide. Tussendoor stopt het filmpje steeds automatisch. Bekijk dan waar Eritrea precies ligt en beantwoord de vragen.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

3

Slide 19 - Video

Deze slide heeft geen instructies

00:56

Slide 20 - Kaart

Deze slide heeft geen instructies

01:16
.
Tekst
Wat vind jij ervan dat Adonai en Nahom hun vader alleen kunnen zien als ze genoeg geld hebben?
Zorg ervoor dat je in je antwoord het woord omdat gebruikt.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

01:52
.
Wat vind jij ervan dat een gezin met twee kinderen jonger dan 18 jaar iets meer dan €200,- per week krijgt?
Gebruik in je antwoord twee van de volgende woorden:
veel, weinig, omdat. 

Slide 22 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Je hebt inmiddels een heleboel geleerd over het onderwerp vluchtelingen. Je gaat zo een gedicht schrijven en voordragen over het onderwerp. Maar uhm, een gedicht schrijven en voordragen? Hoe pak je dat precies aan? Laten we het onderzoeken.

Slide 23 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Bekijk eerst een voorbeeld van een gedicht hiernaast. Bespreek daarna in je groepje:

  • Wat valt je op aan deze tekstvorm?
  • Wat is het doel van de schrijver, denk je?
  • Wat maakt deze tekstvorm anders dan andere teksten?
  • Waar moet een goed gedicht aan voldoen? Wat zijn succescriteria?
denken-delen-uitwisselen

Slide 24 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
Verwerkingsopdracht
Bekijk het gedicht nog eens goed. 

Wie schrijft het gedicht?                                                   Wat wil de schrijver je vertellen?

Een gedicht roept vaak een emotie of gevoel op. De schrijver hoeft niet letterlijk op te schrijven wat hij bedoelt, maar toch begrijpen we het. 
Een gedicht wordt meestal vanuit een ik-perspectief geschreven. De ik-persoon vertelt in het gedicht wat hij of zij meemaakt. 
Hoe voelt de appel uit het gedicht zich, denk je? Waarom denk je dat?

Slide 25 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

rijmschema's
Verwerkingsopdracht
Bekijk het gedicht nog eens goed. 

Zitten er rijmwoorden in het gedicht?







aabbcc
abab
Bron: gedachten-gedichten.nl
abba
Kleur in het gedicht de woorden die op elkaar rijmen in dezelfde kleur.
Als de laatste woorden uit de zinnen rijmen, spreken we van eindrijm. Herken je een rijmschema in het gedicht?

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verwerkingsopdracht
Draai aan het rad en bespreek de vraag met je schoudermaatje.
timer
5:00
Als het gaat om vluchtelingen ...

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijven maar!
Je hebt net al een beetje nagedacht over welke gevoelens en emoties het onderwerp vluchtelingen bij jou opwekt. Ga aan de hand daarvan aan de slag met het schrijven van je gedicht. Denk je aan de succescriteria die
jullie net hebben besproken?
  • Mijn gedicht
    roept een gevoel of emotie op.
  • Ik maak gebruik van een rijmschema (aabbcc, abba, abab).

timer
20:00

Slide 28 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht
En nu nog ... voordragen!
Nu je je gedicht hebt geschreven, kun je je gaan focussen op het voordragen van je gedicht. Bekijk het filmpje maar eens op de volgende slide. Wat valt je op aan de manier waarop Dagmar haar gedichten voordraagt? Wat maakt dat je er naar wilt blijven luisteren?

Slide 29 - Tekstslide

Verwerkingsopdracht

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Presenteren maar!
Draag jouw gedicht voor aan je klasgenoten. Vraag minimaal twee klasgenoten om de checklist voor jou in te vullen. 

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dit ga je leren
Wereldoriëntatie
  • In hoeverre weet je nu hoe de situatie voor veel vluchtelingen er momenteel uitziet?
  • Vind je dat jij je een beetje kunt inleven in de situatie van een vluchteling?
Woordenschat
In hoeverre ken jij de volgende belangrijke woorden?
  • overspoeld
  • vluchtelingen
  • mensenrechten
  • opnemen
Taal
  • In hoeverre vind je
    dat je al een beetje 
    een column kunt schrijven over het onderwerp vluchtelingen?
  • Wie wil zijn of haar column voorlezen?

Slide 32 - Tekstslide

Terugkoppeling lesdoelen
Bespreek met de leerlingen in hoeverre zij vinden dat ze de lesdoelen hebben behaald.
Terugkoppeling eigen leervragen
  • Op welke vragen hebben jullie deze les antwoord gekregen? 
  • Welke vragen zijn nog onbeantwoord? 
  • Hoe kun je ervoor zorgen dat je toch achter het antwoord op deze vragen komt?
Wat heb jij deze les geleerd? Welke antwoorden heb jij gevonden op jouw leervragen? Schrijf het in je logboek.

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de volgende keer!

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies