Lezen H2 les 3

Vandaag...


- Nakijken opdracht 1 en 2, Lezen H2
- M. opdracht 4, blz. 53


1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quiz en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vandaag...


- Nakijken opdracht 1 en 2, Lezen H2
- M. opdracht 4, blz. 53


Slide 1 - Tekstslide

Bespreken opdracht



1. Heeft iedereen een gedeeld document van een klasgenoot met twee documenten?

2. Bekijk of de goede structuren zijn toegekend aan de tekst en of de juiste delen van de betreffende structuur zijn benoemd. 

3. Na 10 minuten moeten jullie eruit zijn en laat ik een paar teksten klassikaal zien. 

Eerder klaar? Check of je goed staat aangemeld in je digitale methode. 
M. opdracht 2, blz. 50, 51




Slide 2 - Tekstslide

zinsdelen benoemen
Vandaag




Lezen (10 min.)
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Nakijken



Opdracht 1
1 gehoorschade door harde muziek (bij 3FM-dj Paul Rabbering)
2 C probleem – oorzaak – gevolgen – oplossing
3 tegenstellend verband
4 Toch
5 er onverschillig over doen; doen alsof het niet belangrijk is

Opdracht 2
1 fietsen naar je werk
2 argumentatiestructuur – In de eerste alinea zegt de auteur dat het verstandig is om op de fiets naar je werk te gaan en in het middenstuk van de tekst geeft hij daar argumenten voor. 









Slide 4 - Tekstslide

Nakijken

3 activeren – De auteur zet de lezer ertoe aan om ook op de fiets naar het werk te gaan. 
4 stimuleren (al. 2) – prikkelen; aansporen
aanspreken (al. 2) – hier: gebruiken, waardoor het minder wordt
frustratie (al. 3) – ongelukkig gevoel
aanschaf (al. 4) – aankoop
fiscaal (al. 4) – wat de belasting betreft
dossier (al. 6) – verzameling stukken (papieren) over een zaak
fysiek mankement (al. 6) – lichaamsgebrek
5 Het is verstandig om op de fiets naar je werk te gaan.
6 (1) Je valt ervan af. (2) Je raakt niet gefrustreerd door overvolle wegen, te weinig parkeerplekken en linksrijders. (3) Je bloedsomloop wordt gestimuleerd. (4) Het is goedkoop. (5) Je bent minder vaak ziek. – In alinea 2 staat dat een flinke afstand fietsen als vervanging kan dienen voor sporten. Dat laatste geldt echter niet altijd (alleen bij een flinke afstand). Daarom is dit aspect niet als argument opgenomen, maar het is niet echt fout als je het wel doet. In dat geval verandert vraag 7 in: ‘Aan welke signaalwoorden herken je het vierde en vijfde argument?’ 










Slide 5 - Tekstslide

Nakijken


7 Ook (al. 3); Verder (al. 4)
8/9 om te / zodat: doel-middel; dus: concluderend; als … dan: voorwaardelijk; daardoor: oorzakelijk; en / bovendien: opsommend
10
1. Je raakt niet gefrustreerd door overvolle wegen, te weinig parkeerplekken en linksrijders.
->Je bloedsomloop wordt gestimuleerd.
->Dat werkt zeer ontspannend.

->
Je komt ’s ochtends fris op je werk en ’s avonds niet afgemat thuis.


11 (1) Veel werkgevers betalen een fietsvergoeding. (2) Bedrijven bieden werknemers de mogelijkheid om op een fiscaal aantrekkelijke manier een nieuwe fiets aan te schaffen dankzij het zogenoemde fietsplan.
12 Fietsen naar je werk is goed voor je gezondheid en voor je portemonnee.
13 voor mensen die werken








Slide 6 - Tekstslide

Bespreken opdracht



1. Heeft iedereen een gedeeld document van een klasgenoot met twee teksten?

2. Bekijk of de goede structuren zijn toegekend aan de tekst en of de juiste delen van de betreffende structuur zijn benoemd. 

3. Na 10 minuten moeten jullie eruit zijn en laat ik een paar teksten klassikaal zien. 






Slide 7 - Tekstslide

Bespreken opdracht



1. Heeft iedereen een gedeeld document van een klasgenoot met twee teksten?

2. Bekijk of de goede structuren zijn toegekend aan de tekst en of de juiste delen van de betreffende structuur zijn benoemd. 

3. Na 10 minuten moeten jullie eruit zijn en laat ik een paar teksten klassikaal zien. 






Slide 8 - Tekstslide

Maken




M. opdracht 4, blz. 53
Let op: tekst 4 staat op de volgende pagina!




Slide 9 - Tekstslide

Evaluatieopdracht: Kies minimaal één van onderstaande opdrachten:
- Schrijf een nieuw ding op dat je geleerd hebt.
- Schrijf een ding op waar je beter in bent geworden.
- Schrijf een ding op waarbij je een ander hebt geholpen.
timer
2:00

Slide 10 - Open vraag

Huiswerk
Maak opdracht 4, blz. 53, 54



Slide 11 - Tekstslide