Spelling H3 sterke werkwoorden

spelling H3
  • spelling hoofdstuk 3 meervoud op -en is af: alle opdrachten zijn gemaakt (digitaal)
  • filmpjes Quinn en Rianne
  • uitleg  spelling hoofdstuk 3 sterke werkwoorden in de verleden tijd
  • huiswerk: maken tot en met opdracht 2 spelling H3 (werkwoorden)
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

spelling H3
  • spelling hoofdstuk 3 meervoud op -en is af: alle opdrachten zijn gemaakt (digitaal)
  • filmpjes Quinn en Rianne
  • uitleg  spelling hoofdstuk 3 sterke werkwoorden in de verleden tijd
  • huiswerk: maken tot en met opdracht 2 spelling H3 (werkwoorden)

Slide 1 - Tekstslide

SPELLING H3
Je leert...
  1. .....hoe je het meervoud op -en moet maken. (dit is hopelijk gelukt!)
  2. .....hoe je sterke werkwoorden in de v.t. zet. (dit ga je nu leren)

Slide 2 - Tekstslide

spelling H3 sterke werkwoorden
  • maak de startopdracht, druk nog niet op controleren
  • klassikaal bespreken we de antwoorden
  • samen kijken we naar het uitlegfilmpje

Slide 3 - Tekstslide

Persoonsvorm verleden tijd van sterke werkwoorden
De sterke werkwoorden houden zich dus niet aan regels, zoals de zwakke. Je moet dus leren/weten wat de verleden tijd en het voltooid deelwoord is. Het voordeel is wel dat je ze schrijft, zoals je ze hoort (zo kort en eenvoudig mogelijk) en dat je door het woord langer te maken, weet of je een -d of -t aan het eind moet schrijven!
Persoonsvorm?
pvtt:
- ik-vorm
- ik-vorm + t
- hele ww
pvvt (zwak)
- ik-vorm+
de/te
-ik-vorm +
den/ten


volt.dw
-langer maken
-d/t

't ex-
kofschip
onv. dw

- hele ww. + d
inf.

- hele
ww.
geb.
wijs

- stam
JA
NEE
bijvoeglijk naamw.
zo kort mogelijk
sterk ww? je schrijft op wat je hoort

Slide 4 - Tekstslide

drinken
eten
zien
zitten
vallen
werken
maken
spelen
koken
snoepen
Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden

Slide 5 - Sleepvraag

Spelling hoofdstuk 3 sterke werkwoorden in de verleden tijd
huiswerk 8 maart
maken tot en met opdracht 2 (digitaal)

Slide 6 - Tekstslide


Kies de juiste spelling van de pv in de verleden tijd.

A
Ik liep
B
Ik loopte

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling van de persoonsvorm verleden tijd?

Door de verkoudheid [...] ik heel erg

A
hoeste
B
hoestte
C
hoesten
D
hoestten

Slide 8 - Quizvraag

Sterke werkwoorden veranderen van klank in verleden tijd.

Zwakke werkwoorden herken je aan +de(n) of +te(n) in verleden tijd
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

ik weet het verschil tussen een zwak en een sterk werkwoord
ja
nee
een beetje

Slide 10 - Poll

ik weet hoe ik een werkwoord in de verleden tijd moet spellen
ja
nee
ik gok altijd een beetje

Slide 11 - Poll