Het begin van De avonden van Gerard (van het) Reve luidt: “Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frist van Egters, ontwaakte.”
a Het boek is een existentialistische roman. Welke aanduiding uit bovenstaand citaat lijkt in dat verband niet te kloppen en waarom?
b Wat zijn twee andere existentialistische elementen in de naoorlogse romans?