Woordsoorten

WELKOM
Telefoon in telefoontas
Pak je leesboek
Leg je reader vast op tafel.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM
Telefoon in telefoontas
Pak je leesboek
Leg je reader vast op tafel.

Slide 1 - Tekstslide

Programma
* 10 minuten stil lezen 
* 5 minuten herhalen redekundig ontleden
* 10 minuten uitleg taalkundig ontleden
* 10 minuten opdracht maken
* 5 minuten opdrachten bespreken
* huiswerk maken


Slide 2 - Tekstslide

Belangrijk!
1 oktober PROEFWERK grammatica

11 oktober BOEKTOETS

Slide 3 - Tekstslide

10 minuten lezen
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Taalkundig ontleden
WOORDSOORTEN

Slide 5 - Tekstslide

Doel van de les
Ik kan taalkundig ontleden (lw, znw, bnw, zww, hww)
Per woord benoemen wat voor soort woord het is. 



Slide 6 - Tekstslide

Opdracht
Zoek uit wat het ook alweer is:
- lidwoord
- zelfstandig naamwoord
- bijvoeglijk naamwoord
- zelfstandig werkwoord 
- hulpwerkwoord 

Slide 7 - Tekstslide

lidwoord

Slide 8 - Woordweb

zelfstandig naamwoord

Slide 9 - Woordweb

bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Woordweb

zelfstandig werkwoord

Slide 11 - Woordweb

hulpwerkwoord

Slide 12 - Woordweb

Welk bijvoeglijk naamwoord is een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord?
A
De lelijke kast
B
De metalen kast
C
De grijze kast
D
De oude kast

Slide 13 - Quizvraag

Wat is GEEN bijvoeglijk naamwoord?
A
groene
B
sterke
C
man
D
boze

Slide 14 - Quizvraag

'mooi ' en 'lelijk' zijn bijvoeglijk naamwoorden. Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over
A
een zelfstandig naamwoord
B
een werkwoord
C
een voorzetsel
D
over de hele zin

Slide 15 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gefietst.
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 16 - Quizvraag

Wat is waar over het zelfstandig werkwoord en het hulpwerkwoord?

A
Een zelfstandig werkwoord staat nooit alleen in een zin.
B
Een hulpwerkwoord staat nooit alleen in een zin.
C
Er staat altijd ten minste één hulpwerkwoord in een zin.
D
Er kan meer dan een hulpwerkwoord of zelfstandig werkwoord in een zin staan.

Slide 17 - Quizvraag

Zelfstandig werkwoord of hulpwerkwoord?

Ik heb gegeten
heb = .....
A
zelfstandig werkwoord
B
hulpwerkwoord

Slide 18 - Quizvraag

Hoe herken je een zelfstandig naamwoord in een zin?
A
Het begint met een hoofdletter.
B
Het staat altijd aan het einde van de zin.
C
Het woord is te vervangen door 'het' of 'een'.
D
Het heeft altijd meervoudsvormen.

Slide 19 - Quizvraag

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
Een woord dat een ding of begrip aanduidt.
B
Een voorzetsel.
C
Een bijvoeglijk naamwoord.
D
Een vorm van een werkwoord.

Slide 20 - Quizvraag

Ik begrijp de hulpwerkwoorden en zelfstandige werkwoorden!
A
Ja
B
Nee
C
Bijna!

Slide 21 - Quizvraag

OPDRACHT
Reader bladzijde 20
Lees bladzijde 20 

Heeft iemand vragen?
timer
3:00

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 
Maak oefening 6 op bladzijde 21

- Lees goed boven de oefening wat je precies moet doen!

- Schrijf de afkorting van de woordsoort onder de woorden in de zin.


timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Doel van de les
Ik kan taalkundig ontleden (lw, znw, bnw, vz, zww, hww)

De lieve man heeft een hond gekocht gekocht.

De: lw, lieve: bnw, man: znw,  heeft: hww, een: lw, hond: znw,  gekocht (zww). 


Slide 24 - Tekstslide

WELKOM
Telefoon in telefoontas
Pak je leesboek
Leg je reader vast op tafel.

Slide 25 - Tekstslide

Programma
* 10 minuten stil lezen 
* opdracht 'gen alfa' --> vervolg
* opdracht nakijken reader



Slide 26 - Tekstslide

Schrijfopdracht
We kijken een filmpje.

Schrijf een korte tekst van ongeveer 150 woorden.
In je tekst geef je antwoord op de volgende zin:
Oudere mensen snappen niks van jongerentaal!


Slide 27 - Tekstslide

Opdracht vervolg
* wissel je verhaal uit met degene die naast je zit.
* lees elkaars verhaal en controleer de gemarkeerde of omcirkelde woorden.
* Wie durft zijn/haar verhaal voor te lezen aan de klas?

Slide 28 - Tekstslide

Oudere mensen snappen niks van jongeren taal 

* 150 woorden
* 3 voorbeelden van jongerentaal
* markeer alle znw met een kleur/ markeer de bnw met  een         andere kleur.
* omcirkel de bepaalde en de onbepaalde lidwoorden

timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Oefening 7 nakijken

Slide 30 - Tekstslide

Huiswerk
Leren voor de toets

Slide 31 - Tekstslide