Tijdvak 8 burgers en stoommachines

Tijdvak 8 Burgers en stoommachines
1800 - 1900
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 36 slides, met tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Tijdvak 8 Burgers en stoommachines
1800 - 1900

Slide 1 - Tekstslide

De 3 beroepssectoren
  • Sector 1: Landbouw

       (primaire sector)

  • Sector 2: Industrie

       (secundaire sector)

  • Sector 3: Diensten
       (tertiaire sector)

Slide 2 - Tekstslide

Landbouwsector
  • Landbouw haalt producten uit de natuur.

       - Akkerbouw, veeteelt, visserij, tuinbouw en mijnen.



  • Beroepen:

       - Boer, tomatenkweker, mijnwerken, visser enz.

  

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Industriesector
  • Werk wat in de fabriek wordt gedaan:

       - Auto-industrie, scheepswerf, staalindustrie enz.



  • Beroepen:

       - Kaasfabriek, Ned-cars, lasser, lopendebandmedewerker

       enz.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Dienstensector
  • Iets voor een ander doen.

       - Zorg, onderwijs, uiterlijke verzorging enz.



  • Beroepen:

       - Leraar, verpleegkundige, automonteur enz.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Kosten van een schoen
Wat zijn de loonkosten? Wat is de winst van het merk? Wat kost deze schoen in de winkel?  

Slide 9 - Tekstslide

Arme landen
  • In arme landen zijn de meeste mensen werkzaam in de landbouw, omdat ze hun eigen voedsel moeten verbouwen.


  • Veel producten die wij hier kopen worden gemaakt in fabrieken in arme landen, omdat de lonen daar laag zijn.

Slide 10 - Tekstslide

Huisnijverheid
Huis --> thuis

Nijverheid --> Werken

Thuiswerken ---> Thuis dingen maken --> Waar geen grote machines zijn
                                                                                         Geen gevaarlijk werk! Want thuis.

Kleding maken, Schoenen maken, manden maken ect.

Slide 11 - Tekstslide

Thuis rieten manden vlechten

Slide 12 - Tekstslide

Thuis wol spinnen tot bol wol

Slide 13 - Tekstslide

Uitvinding Stoommachine
Uitvinding van de stoommachine is DE uitvinding van 1800-1900

Ontstaan fabrieken en machines

Ontstaan van massaproductie: meer producten kunnen maken met machines.

Producten en spullen goedkoper door massaproductie

Slide 14 - Tekstslide

Stoommachine

Slide 15 - Tekstslide

Fabriekshal met machines

Slide 16 - Tekstslide

Automatisering
Automatisch --> iets wat automatisch gaat.

Minder mensen nodig

Machines doen het werk

Fabrieken

Slide 17 - Tekstslide

Sociale klassen & Industrialisatie
Met de komst van meer fabrieken en machines (industrialisatie) nieuwe groepen:

Sociale klassen:
-Liberalen
-Confessionalisme
- Socialisten

Slide 18 - Tekstslide

Liberalen (kleur Blauw)
Veel eigen eigen vrijheid

Niet verantwoordelijk voor een ander. Goed voor JEZELF zorgen

Weinig overheid --> Weinig regering en regels

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Confessionalisme (geen kleur)
Geloof in christelijke godsdienst erg belangrijk

De regels uit de bijbel zijn belangrijk --> dus ook zorgen voor een ander!

Mensen die niet Christelijk gelovig zijn horen niet bij de groep.

Wat je overkomst is de wil van god. Dus ook arm, rijk, invalide, ongeluk krijgen.

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Socialisme (kleur rood)
Voor arbeiders en armen --> moet voor gezorgd worden! 

Iedereen is gelijk.

Rijken zijn niet meer als een ander.

Alles wat wordt gemaakt en wat er is, is van iedereen. 

Iemand die ziek is, moet altijd worden geholpen!



Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Industrialisatie
Industrialisatie: Ontstaan van machines en fabrieken --> ook stoomtrein!

Gevolgen:
-Meer werk in de steden
-Minder werk op platteland door machines (Niet alles meer met de hand)
-Mensen gaan van platteland naar de stad --> Steden groeien

- Maar ook: Slecht voor milieu!

Slide 25 - Tekstslide

Werkgever en Werknemer
Werkgever: eigenaar / baas van een bedrijf --> heeft mensen nodig

Werknemer: Werkt bij bedrijf. 

Slide 26 - Tekstslide

Stad --> schoorstenen!

Slide 27 - Tekstslide

Milieu
Milieu:  Leefomgeving

Fabrieken hebben olie, ijzer (metaal), aardgas, steenkool, bruinkool nodig

Brandstof: iets wat je verbrand om energie te maken --> Warmte is energie!

Fossiele brandstoffen: Olie, gas, steenkool, Bruinkool

Slide 28 - Tekstslide

Slecht voor Milieu
Fossiele brandstoffen: Olie, gas, steenkool, Bruinkool

Verbrand je fossiele brandstoffen: Uitlaatgassen, vieze rook --> Slecht!

Atmosfeer: Laag lucht om de aarde --> beschermd de aarde tegen straling van de zon.  Atmosfeer is ook wel de dampkring (kring van damp om de aarde)

Verbranding van fossiele brandstoffen --> rook --> maakt Atmosfeer kapot!

Slide 29 - Tekstslide

Dampkring / atmosfeer

Slide 30 - Tekstslide

Beschermd tegen straling

Slide 31 - Tekstslide

Slecht voor Milieu
Verbranding van fossiele brandstoffen --> rook --> slecht voor atmosfeer

Atmosfeer of dampkring: bepaalde temperatuur:

Meer rook --> vorm van een deken van gassen -->  warmte --> Hogere temperatuur en dunnere dampkring.

Hogere temperaturen: meer planten dood --> minder planten --> minder eten voor dieren!


Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

warmte blijft hangen

Slide 34 - Tekstslide

Broeikasgassen --> soort deken!

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Video