Grammatica C en H2 C tekstdoelen 26/11/'24

Welkom A1C
Pak het leesboek Borealis!
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Welkom A1C
Pak het leesboek Borealis!

Slide 1 - Tekstslide

Schrijfkwartier
Schrijf een verhaal en laat steeds de laatste woorden rijmen. Je mag een sinterklaasgedicht maken, maar het mag ook iets heel anders zijn.

Slide 2 - Tekstslide

Lezen
Blz. 166 en 167.

Slide 3 - Tekstslide

Wat is een zelfstandig naamwoord?
A
mensen, planten, dieren, dingen
B
mensen, planten, dieren, lidwoorden
C
mensen en dieren
D
mensen, lidwoorden

Slide 4 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
Calvin
B
huis
C
praat
D
oplader

Slide 5 - Quizvraag

zelfstandig naamwoord
 Bijvoeglijk naamwoord
Zelfstandig
naamwoord
Bijvoeglijk naamwoord
peren
aardige
auto
Roos

lokalen
klein

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is in de onderstaande zin het bijvoeglijk naamwoord?

De leerlingen uit HA1C zijn leergierig.
A
leerlingen
B
leergierig
C
de
D
HA1C

Slide 7 - Quizvraag

Wat is GEEN zelfstandig naamwoord?
A
paard
B
school
C
liefde
D
mooi

Slide 8 - Quizvraag

Lesdoel
- Je leert welke tekstsoorten er zijn en hoe je deze kan herkennen toepassen.

Slide 9 - Tekstslide

Samen lezen
Theorie blz. 44-45.

Slide 10 - Tekstslide

Aan de slag
- Kijk opd. 4,5,6,7,8,9 en 10 op blz. 84-85 (blz. 75-78) na.
Klaar?
- Maak opd. 4,5,6,7 en 8 op blz. 26 en 27.
- Klaar?
- Zoek een onderwerp voor je presentatie.

Slide 11 - Tekstslide

Theorie taalkundig ontleden
Maak in je eentje opd. 1 op blz. 86.




Maak samen opd. 2 en 3 op blz. 86.
timer
5:00

Slide 12 - Tekstslide

Uitleg znw, lw en bnw
Blz. 174-175.

Slide 13 - Tekstslide

Aan de slag
- Maak opd. 4,5,6,7 op blz. 84.
- Maak opd. 8, 9 en 10 op blz. 84-85 (blz. 75-76).
Klaar? 
- Maak 4 a t/m d en kijk dan na. Heb je veel foutjes, maak dan 4 e t/m f en kijk weer na. Doe hetzelfde met vraag 5, 6 en 7 op blz. 86-87.
- Nakijken op blz. 77-78.


Slide 14 - Tekstslide

waar rook is, is vuur
A
negatieve dingen over iemand vertellen
B
een roddel is vaak voor een deel waar
C
heel oud, verzonnen verhaal; vaak over goden
D
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft

Slide 15 - Quizvraag


aandikken
A
negatieve dingen over iemand vertellen
B
iets wat informatie overbrengt
C
overdrijven
D
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft

Slide 16 - Quizvraag


sensationeel
A
bijzonder, met veel spektakel
B
iets extra belangrijk maken
C
roddels
D
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft

Slide 17 - Quizvraag


de achterklap
A
iets wat informatie overbrengt
B
iets extra belangrijk maken
C
roddels
D
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft

Slide 18 - Quizvraag


de mythe
A
iets wat informatie overbrengt
B
heel oud, verzonnen verhaal; vaak over goden
C
negatieve dingen over iemand vertellen
D
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft

Slide 19 - Quizvraag


benadrukken
A
iets wat informatie overbrengt
B
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft
C
negatieve dingen over iemand vertellen
D
iets extra belangrijk maken

Slide 20 - Quizvraag


het medium / de media
A
iets wat informatie overbrengt
B
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft
C
negatieve dingen over iemand vertellen
D
roddels

Slide 21 - Quizvraag


in een kwaad daglicht stellen
A
overdrijven
B
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft
C
negatieve dingen over iemand vertellen
D
roddels

Slide 22 - Quizvraag


magisch
A
overdrijven
B
iets wat met magie of toverkracht te maken heeft
C
heel oud, verzonnen verhaal; vaak over goden
D
roddels

Slide 23 - Quizvraag


kennelijk

A
overdrijven
B
iets extra belangrijk maken
C
heel oud, verzonnen verhaal; vaak over goden
D
blijkbaar

Slide 24 - Quizvraag

Huiswerk
- Maak opd. 4,5,6,7,8,9 en 10 op blz. 84 en in ieder geval de helft van opd. 4,5,6 en 7 op blz. 86-87.

Slide 25 - Tekstslide

Terugkijken
- Schrijf op wat het verschil is tussen taalkundig en redekundig ontleden.
- Schrijf een zelfstandig naamwoord, bijvoeglijk naamwoord en een lidwoord op.

Slide 26 - Tekstslide