In deze les zitten 52 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 40 min
Onderdelen in deze les
Oefentoets H1 + H3
Slide 1 - Tekstslide
Alina gaat in de koelkast op zoek naar mengsels. Welk mengsel is homogeen?
A
cola
B
mayonaise
C
margarine
D
pot met augurken
Slide 2 - Quizvraag
In een kookboek staat het volgende over het maken van gelei: "Kook het mengsel van schilletjes en pitjes in water.". Wat voor mengsel is dit?
A
Heterogeen
B
Homogeen
Slide 3 - Quizvraag
Alina gaat in de koelkast op zoek naar mengsels. Welk mengsel is heterogeen?
A
bronwater
B
bier
C
cola
D
mayonaise
Slide 4 - Quizvraag
Maurice en Roel hebben een bekerglas met daarin een heldere vloeistof. Roel zegt: "Het is een heterogeen mengsel." Kan dat kloppen?
A
ja
B
nee
Slide 5 - Quizvraag
Met de term 'fijnstof' worden kleine vaste deeltjes in de lucht bedoeld. Wat is de scheikundige benaming van een mengsel van kleine vaste deeltjes in een gas?
A
mist
B
nevel
C
rook
D
suspensie
Slide 6 - Quizvraag
Er wordt een emulsie gemaakt van bruine sesamolie, water en eidooier. Hoe ziet de emulsie eruit?
A
helder en gekleurd
B
helder en kleurloos
C
troebel en gekleurd
D
troebel en kleurloos
Slide 7 - Quizvraag
Je ziet moleculen volgens het deeltjesmodel afgebeeld. Is dit een mengsel of een zuivere stof?
A
Mengsel: bevat één soort moleculen
B
Zuivere stof: bevat één soort moleculen
C
Mengsel: bevat meerdere soorten moleculen
D
Zuivere stof: bevat meerdere soorten moleculen.
Slide 8 - Quizvraag
Je ziet een proces volgens het deeltjesmodel afgebeeld. Is hier sprake van mengen of van scheiden?
A
Mengen: je maakt van meerdere soorten moleculen een mengsel.
B
Mengen: je sorteert de moleculen.
C
Scheiden: je maakt van meerdere soorten moleculen een mengsel
D
Scheiden: je sorteert de moleculen
Slide 9 - Quizvraag
Stoffen verschillen van elkaar in stofeigenschappen. In de afbeelding zie je water en suiker. Welke eigenschap hoort bij welke stof?
Suiker
water
vaste stof
vloeistof
wit
kleurloos
helder
zoet
zeer kleine deeltjesgrootte
Slide 10 - Sleepvraag
Zeewater heeft een gemiddelde zoutconcentratie van 34,5 g/L. Hoeveel gram zout kun je uit een emmer zeewater van 12 L halen?
A
34,78 g
B
414 g
C
34,78 kg
D
414 kg
Slide 11 - Quizvraag
Mario dampt 15,0 mL zeewater in met een zoutconcentratie van 34,5 g/L. Bereken de massa van het zout dat achterblijft.
A
517,5 g
B
517,5 mg
C
43,5 g
D
43,5 kg
Slide 12 - Quizvraag
Een glas volle melk van 150 milliliter bevat 6 gram vet. Wat is de concentratie vet in gram per milliliter in dit glas?
A
0,04 g/mL
B
2,3 g/mL
C
0,06 g/mL
D
9,0 g/mL
Slide 13 - Quizvraag
Solderen is een techniek om metalen onderdelen met elkaar te verbinden. Hiervoor wordt een legering gebruikt die tijdens het solderen vloeibaar wordt gemaakt. Soldeertin ('soldeer') is zo'n legering. Soldeer bestaat voor een groot deel uit tin. Een hoeveelheid van 250 g soldeer bevat 100 g tin. Wat is het massapercentage tin in soldeer?
A
0,40%
B
2,5%
C
25%
D
40%
Slide 14 - Quizvraag
In geconcentreerd zoutzuur is 37,0 massaprocent HCl aanwezig. Hoeveel HCl zit er in 500 gram zoutzuur?
A
13,5 g
B
13,5 mL
C
185 g
D
185 mL
Slide 15 - Quizvraag
Een lolly heeft een massa van 12,0 g. Deze lolly bevat 9,84 g suiker. Bereken het massapercentage suiker in een lolly.
A
82 g
B
82 %
C
1,2 g
D
1,2%
Slide 16 - Quizvraag
In 200 gram water wordt 50 gram suiker opgelost. Hoe hoog is het massapercentage suiker?
A
4%
B
5%
C
20%
D
25%
Slide 17 - Quizvraag
Trappistenbier bevat 8 volume% alcohol. Hoeveel trappistenbier moet je drinken om 15 mL alcohol te consumeren?
A
1,2 mL
B
1,9 mL
C
188 mL
D
120 mL
Slide 18 - Quizvraag
Tijdens een practicum krijgt Fenna 30 ml van een likeur. De likeur gaat ze destilleren. Ze vangt de alcohol op. In de tabel staan de alcoholpercentages van likeuren die tijdens het practicum worden gebruikt. Na het destilleren heeft zij 12 mL alcohol opgevangen. Welke likeur heeft Fenna gebruikt?
A
Amaretto
B
Grand marnier
C
Guignot
D
Licor 43
Slide 19 - Quizvraag
Een suspensie van water en zand wordt enige tijd met rust gelaten. De vaste deeltjes zakken naar de bodem. Hoe noem je dit proces?
A
afschenken
B
filtreren
C
bezinken
D
neerslaan
Slide 20 - Quizvraag
Na de pluk worden appels gewassen. Ze drijven daarbij door een bak met stromend water. De appels blijven drijven, de vuiligheid zakt naar de bodem. Welke scheidingsmethode wordt hier toegepast?
A
bezinken en afschenken
B
filtreren
C
indampen
D
destilleren
Slide 21 - Quizvraag
Hoe noem je de vloeistof die bij filtratie door het filter gaat?
A
bezinksel
B
filtraat
C
neerslag
D
residu
Slide 22 - Quizvraag
Hoe noem je de vaste stof die bij filtratie op het filter achterblijft?
A
bezinksel
B
filtraat
C
neerslag
D
residu
Slide 23 - Quizvraag
Scheidingsmethoden berusten op een verschil in stofeigenschappen. Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij filtreren?
A
deeltjesgrootte
B
dichtheid
C
kookpunt
D
smeltpunt
Slide 24 - Quizvraag
Uitgeademde lucht bevat kleine druppeltjes water. Hoe heet een mengsel van een gas met kleine vloeistofdruppeltjes?
A
mist
B
nevel
C
rook
D
suspensie
Slide 25 - Quizvraag
Een oplossing kun je niet filtreren, want is er geen verschil in:
A
aanhechtingsvermogen
B
deeltjesgrootte
C
kookpunt
D
oplosbaarheid
Slide 26 - Quizvraag
Brent wil vaste deeltjes uit een vloeistof halen. Je ziet een aantal practicummaterialen waarvan hij gebruik kan maken. Welke drie hulpmiddelen heeft hij in elk geval nodig?
A
1, 2en 7
B
1, 3 en 8
C
3, 4 en 6
D
4, 5 en 8
Slide 27 - Quizvraag
Brent wil vaste deeltjes uit een vloeistof halen. Je ziet een aantal practicummaterialen waarvan hij gebruik kan maken. In welk onderdeel bevindt het residu zich na de scheiding?
A
3
B
4
C
5
D
8
Slide 28 - Quizvraag
Scheidingsmethoden berusten op een verschil in stofeigenschappen. Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij indampen?
A
smaak
B
kleur
C
kookpunt
D
deeltjesgrootte
Slide 29 - Quizvraag
Scheidingsmethoden berusten op een verschil in stofeigenschappen.
Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij destilleren?
A
smaak
B
kleur
C
kookpunt
D
deeltjesgrootte
Slide 30 - Quizvraag
Condenseren is de faseverandering van:
A
gas naar vloeibaar
B
gas naar vast
C
vloeibaar naar gas
D
vloeibaar naar vast
Slide 31 - Quizvraag
Een mengsel van water en alcohol wordt gedestilleerd. De kookpunten zijn respectievelijk 100 ˚C en 78 ˚C.
Welke stof is het residu en welke is het destillaat?
Residu
Destillaat
water
alcohol
Slide 32 - Sleepvraag
Je wilt een mengsel van wasbenzine en aceton gaan scheiden door middel van destillatie. Wasbenzine heeft een kookpunt van 80 ˚C en aceton heeft een kookpunt van 56 ˚C. Welke stelling is juist?
A
aceton is het destillaat, want dat heeft het laagste kookpunt
B
aceton is het destillaat, want dat heeft het hoogste kookpunt
C
wasbenzine is het destillaat, want dat heeft het laagste kookpunt
D
wasbenzine is het destillaat, want dat heeft het hoogste kookpunt
Slide 33 - Quizvraag
Een mengsel van ether en antivries wordt gedestilleerd. De kookpunten zijn respectievelijk 35 ˚C en 198 ˚C.
Welke stof is het residu en welke is het destillaat?
Residu
Destillaat
Antivries
ether
Slide 34 - Sleepvraag
Gert wil een zoutoplossing indampen. Hierboven zie je een aantal practicumspullen waarvan hij gebruik kan maken. Welke drie hulpmiddelen heeft hij in elk geval nodig?
A
1, 2 en 6
B
1, 2 en 7
C
1, 3 en 7
D
2, 4 en 5
Slide 35 - Quizvraag
Je ziet een afbeelding van een destillatieopstelling. Bij destilleren vinden er twee faseovergangen plaats. Welke faseovergang treedt er op in onderdeel 4?
A
condenseren
B
sublimeren
C
verdampen
D
rijpen
Slide 36 - Quizvraag
Je ziet een afbeelding van een destillatieopstelling. Wat is de naam voor de vloeistof bij 4?
A
destillaat
B
destillatiekolf
C
koelwater
D
residu
Slide 37 - Quizvraag
Gert wil een zoutoplossing indampen.
Waar bevindt het residu zich na het indampen?
A
2
B
3
C
4
D
7
Slide 38 - Quizvraag
Je ziet een afbeelding van een destillatieopstelling. Bij destilleren vinden er twee faseovergangen plaats. In welk onderdeel is er sprake van condensatie?
A
2
B
8
C
4
D
10
Slide 39 - Quizvraag
Lale zegt: "Bij het zetten van koffie gebruik je de scheidingsmethode extractie." Is dit waar of niet waar?
A
waar
B
niet waar
Slide 40 - Quizvraag
Bij het maken van bouillon meng je verschillende ingrediënten met elkaar. Na het koken giet je de bouillon door een zeef. Wat is het extractiemiddel voor het maken van bouillon?
A
mergpijp (botje)
B
zeef
C
zout
D
water
Slide 41 - Quizvraag
oost onderzoekt of er vet in light chips zit. Hij neemt een beetje warm water, mengt dat met de chips en kijkt of er vet boven komt drijven. Na verloop van tijd komt er vet boven het water drijven. Van welke scheidingsmethode heeft Joost bij dit onderzoek gebruikgemaakt?
A
adsorptie
B
destillatie
C
extractie
D
filtratie
Slide 42 - Quizvraag
Voor welk soort mengsel gebruik je de scheidingsmethode extraheren?
A
een gas in een vloeistof
B
een vaste stof in een vaste stof
C
een vaste stof in een vloeistof
D
een vloeistof in een vloeistof
Slide 43 - Quizvraag
Nicky is in het lab aan het werk met twee vaste stoffen: jood&zout. Tijdens het werken morst Nicky jood met zout door elkaar heen. Hij wil de stoffen van elkaar scheiden door extractie. In de tabel zie je de oplosbaarheid van jood en zout in water en alcohol. Is alcohol een geschikt extractiemiddel voor deze scheiding?
A
ja, je kunt jood extraheren en dan zout filtreren
B
ja, je kunt zout extraheren en jood filtreren
C
nee, je kunt geen stoffen filtreren
D
nee, je kunt geen vaste stoffen oplossen
Slide 44 - Quizvraag
Scheidingsmethoden berusten op een verschil in stofeigenschappen. Van welke stofeigenschap maak je gebruik bij extraheren?
A
deeltjesgrootte
B
aanhechtingsvermogen
C
kookpunt
D
oplosbaarheid
Slide 45 - Quizvraag
Adsorberen is een scheidingsmethode die vaak in combinatie met een andere scheidingsmethode wordt gebruikt. Welke scheidingsmethode is dit?
A
destilleren
B
extaheren
C
indampen
D
filtreren
Slide 46 - Quizvraag
In Nederland wordt suiker gewonnen uit suikerbieten.
In welke volgorde moet je de handelingen verrichten om de suiker uit de suikerbieten te halen?
1
2
3
4
Suikerbieten in stukjes snijden
heet water toevoegen
het mengsel filtreren
de oplossing indampen
Slide 47 - Sleepvraag
IJe hebt een mengsel van gemalen peper (niet oplosbaar) en zout (wel oplosbaar). Dit vaste mengsel wil je scheiden.
In welke volgorde moet je de handelingen verrichten?
1
2
3
4
Mengsel roeren zodat het zout sneller oplost
(heet) water toevoegen
het mengsel filtreren
de oplossing indampen
Slide 48 - Sleepvraag
Welke scheidingsmethode wordt na het extraheren vaak toegepast?
A
bezinken
B
destilleren
C
filtreren
D
indampen
Slide 49 - Quizvraag
Thea probeert suiker te halen uit een suikerbiet. Ze heeft de door haar gevolgde werkwijze met een aantal tekeningen weergegeven.
Sleep de scheidingsmethoden die afgebeeld zijn in het verslag van Thea achter de nummers 1 tot en met 5 in de tabel.
filtreren
indampen
extraheren
adsorberen
bezinken &
afschenken
Slide 50 - Sleepvraag
De scheidingsmethode die berust op het verschil in aanhechting aan een andere stof, noem je:
A
adsorberen
B
destilleren
C
filtreren
D
indampen
Slide 51 - Quizvraag
De blauwe kleurstof in brandspiritus kun je verwijderen met actieve kool. Vervolgens is nog een stap nodig om de verontreinigde actieve kool te verwijderen. Welke scheidingsmethode(n) is/zijn gebruikt om kleurloze brandspiritus te verkrijgen?