Wat extra informatie over het werkgeheugen en het lange termijngeheugen.
Werkgeheugen:
Informatie blijft hier 20 tot 30 seconden hangen, met een maximum van 80 seconden;
In je werkgeheugen kun je zo’n 5 tot 9 stukjes informatie tegelijk vasthouden;
Je gebruikt je kortetermijngeheugen om mee te werken en daarom noemen we het ook wel het werkgeheugen.
Voorbeeld:
Heb je het weleens meegemaakt dat je op zolder bent en je moet iets uit de keuken pakken?
En zodra je in de keuken komt ben je totaal vergeten bent wat je daar kwam halen?
Dat was je kortetermijngeheugen: toen je aan iets anders dacht werd wat erin zat gewist.
Het langetermijngeheugen kun je vergelijken met een gigantisch grote loods of een warenhuis.
Helaas is de loods helemaal in het donker en moet een verkenner af en toe lang zoeken om iets terug te vinden.
In je langetermijngeheugen zijn je herinneringen chemische verbindingen;
Tussen de herinneringen lopen draadjes die het ene stukje informatie met het andere verbinden (neuraal netwerk);
Des te sterker de draadjes zijn, des te makkelijker kun je van het ene stukje informatie naar het andere gaan;
De hersenen laten chemische stoffen vrij die de draadjes veel sterker kunnen maken (o.a. op basis van je emoties).
Een voorbeeld:
Heb je weleens meegemaakt dat je op straat loopt en diegene begroet je enthousiast, maar je hebt geen idee meer wie het is?
De eerste vraag die je jezelf waarschijnlijk stelt is ‘wie is dat?’.
Vervolgens vraag je jezelf af ‘waar’ je diegene van kent.
Je langetermijngeheugen is dol op locaties!
Heb je een locatie, dan kunnen je hersenen veel draadjes spannen en kun je dingen makkelijker terugvinden.
Daarom:
Als je namelijk weet waar je die persoon die hallo zegt ook alweer van kent, dan kan de verkenner veel gerichter zoeken.
Er gaat dan als het ware een lampje aan en daar rent je verkenner snel heen.