1th Schrijven H4 les 3 + taalverzorging H5 bijvoeglijk naamwoord

Groetjes van Sven
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 1

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Groetjes van Sven

Slide 1 - Tekstslide

15 minuten lezen!
Opties voor thuis:
- Lezen in je leesboek!

- Schrijf een verhaal van ongeveer 100 woorden waarin de volgende woorden voorkomen: bos - kabouter - oogappel - zee - spaghetti - afscheid - schoensmeer. Stuur dat verhaal via een persoonlijke chat in Teams, dan lees ik het zo aan de klas voor.

- Taalverzorging H5 bijvoeglijk naamwoord opdracht 3, 4, 5 en 6 via NN-online

Slide 2 - Tekstslide

OPSTARTEN!
Log in met een herkenbare naam!

Slide 3 - Tekstslide

Welke is juist?
A
Een polyesteren trui
B
een polyestere trui
C
een polyester trui

Slide 4 - Quizvraag

Programma
Huiswerkcontrole + lezen persoonlijke verslagen
Kort herhalen schrijven persoonlijk verslag (quiz)
Kort herhalen bijvoeglijk naamwoord (quiz)
Laatste quizvraag
Opdracht voor de mensen thuis
Opdracht voor de mensen op school
Aan de slag!
Dictee

Slide 5 - Tekstslide

Huiswerkcontrole!
Schrijven H4 opdracht 3

Zijn de 5w+h vragen beantwoord?

Is het stukje ingedeeld in inleiding, middenstuk, slot?

Staat er in wat de schrijver ervan vond?

Heeft de tekst een titel?

Slide 6 - Tekstslide

Herhalen schrijven H2+4
Een persoonlijk verslag schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Welk deel van de tekst heeft geen deelonderwerp?
A
Inleiding
B
middenstuk
C
slot

Slide 8 - Quizvraag

Schrijven H2
Soms moet je een korte tekst schrijven, bijvoorbeeld een verslagje van iets wat je met de klas hebt gedaan of een uitnodiging voor een verjaardagsfeest. Het is handig om eerst alle informatie op een rijtje te zetten. Daarvoor gebruik je zes vragen: wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe. Deze vragen noemen we de 5w+h-vragen.

 

Zo schrijf je een korte tekst
- Schrijf op een papiertje kort de antwoorden op de 5w+h-vragen.
- Vertel eerst het belangrijkste. Daarna geef je meer informatie over het hoe en waarom.
- Verdeel je tekst in alinea’s. Daar wordt de tekst overzichtelijker van.

Slide 9 - Tekstslide

Welk woord is geen volgordewoord?
A
toen
B
vervolgens
C
maar
D
uiteindelijk

Slide 10 - Quizvraag

Een persoonlijk verslag

Een persoonlijk verslag is een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd. Dat kan bijvoorbeeld een beschrijving zijn van een wedstrijd of een vakantie. Je vertelt de lezer alles wat hij moet weten. Dat doe je door in het verslag antwoord te geven op de 5w+h-vragen.

Slide 11 - Tekstslide

Wat is een 'hoofdgedachte' en kun je deze vinden?
timer
1:00

Slide 12 - Open vraag

Wat is 'chronologisch?'
timer
1:00

Slide 13 - Open vraag

Een persoonlijk verslag
Een persoonlijk verslag is een tekst waarin je beschrijft wat je hebt gedaan of wat er is gebeurd. Dat kan bijvoorbeeld een beschrijving zijn van een wedstrijd of een vakantie. Je vertelt de lezer alles wat hij moet weten. Dat doe je door in het verslag antwoord te geven op de 5w+h-vragen.

 

Zo schrijf je een persoonlijk verslag
• Schrijf op een papiertje kort de antwoorden op de 5w+h-vragen.
• Schrijf in de inleiding kort waar je verslag over gaat. geef als eerst antwoord op wie, wat, waar, wanneer.
• Vertel in het middenstuk de gebeurtenissen in de volgorde waarin ze gebeurd zijn (chronologisch). Gebruik woorden die een volgorde noemen. Bijvoorbeeld: eerst, daarna, vervolgens, toen, dan, verder, ten slotte.
• Verdeel je tekst in alinea’s.
• Vertel in het slot wat je er zelf van vond.

Slide 14 - Tekstslide

Toetsweek III
Uitleg over de toets:

Tijdens de toets in de toetsweek schrijf je (op papier) een persoonlijk verslag.

In het persoonlijk verslag moet staan:
- Antwoord op de 5 w+h-vragen
- Een pakkende openingszin, zodat de lezer nieuwsgierig wordt naar de rest van het verslag
- Je mening over wat je hebt meegemaakt en waarom je dat vond

Toetsstof:
- Schrijven H1, H2 en H4












Slide 15 - Tekstslide

Herhalen bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Tekstslide

Wat heb je vorige week geleerd over de spelling van bijvoeglijke naamwoorden?

Slide 17 - Open vraag


Vorige week

Hoe schrijf je een bijvoeglijk naamwoord?

  • Je plakt een -e achter het woord: mooi -> mooie (lange vorm)
  • Soms verandert het woord niet: korte vorm
  • Korte vorm gebruik je als (1) het bijv. nw. achter het zelfstandig naamwoord staat -> Dat is huis is prachtig.
  • Korte vorm gebruik je als (2) je bij de 'een-vorm' van een 'het-woord'
    -> een mooi meisje
    -> een heerlijk gerecht




Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 18 - Tekstslide


Vorige week

  • Stoffelijk bijvoeglijk naamwoorden eindigen vaak met -en
    -> ijzeren
    -> gouden
  • Maar let op met moderne & buitenlandse stoffen! Zij krijgen geen extra -e of -en
    -> plastic stoel
    -> carbon frame
    -> polyester broek





Spelling - bijvoeglijk naamwoord

Slide 19 - Tekstslide

QUIZTIME
7 vragen x 20 seconden

Slide 20 - Tekstslide

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hans en Marije hebben een (groot) probleem.
A
grote
B
groten
C
groote
D
groot

Slide 21 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Hij knalde op de (beton) paaltjes.
A
betonne
B
betonnen
C
betonen
D
betone

Slide 22 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (verzinnen) verhaal was echt eng.
A
verzinnende
B
verzonnen

Slide 23 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat (raar) jong heeft mijn stuntstep gestolen.
A
rare
B
raare
C
raren

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Dat is een (prachtig) uitvoering.
A
prachtig
B
prachtigen
C
prachtige

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (bizar) vertoning!
A
bizarre
B
bizar
C
bizare

Slide 26 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Die jongen droeg een (zijde) jurk.
A
zijde
B
zijden

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Wat een (gezellig) familie is dat geworden.
A
gezellig
B
gezellige
C
gezelligen

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

De (vermoorden) man vermoordde zelf ook vijf mensen.
A
vermoordde
B
vermoorde
C
vermoorden

Slide 29 - Quizvraag

Wat is de correcte vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

Het was een (druk) bedoening in het Vondelpark.
A
druk
B
druke
C
drukke

Slide 30 - Quizvraag

LAATSTE QUIZVRAAG!

Slide 31 - Tekstslide

Is 'gezongen' een werkwoord of een bijvoeglijk naamwoord in deze zin?

Er werd veel kritiek gegeven op het zojuist gezongen liedje.
A
werkwoord
B
bijvoeglijk naamwoord

Slide 32 - Quizvraag

Opdracht voor de leerlingen thuis
Maak Taalverzorging H5 bijvoeglijk naamwoord opdracht 
3, 4, 5 en 6 via NN-online

Huiswerk voor volgende les.
Jullie mogen de Teamsles verlaten. 

Slide 33 - Tekstslide

Opdracht voor de leerlingen op school
De zoektocht

[1] Gisteren liep ik met een klasgenoot door het winkelcentrum toen ik ineens een klein jongetje hard zag wegrennen. Daarna zagen we een oude mevrouw lopen. Ze was aan het zoeken. We liepen naar haar toe en hoorden dat haar kleinzoon was weggerend.
[2] ...
[3] ...
[4] ...
Maak het bovenstaande persoonlijke verslag compleet. Neem de eerste alinea over en schrijf de andere drie alinea's. Elke alinea moet uit minstens drie zinnen bestaan. Verzin zelf hoe het verhaal is afgelopen en geef aan wat je ervan vond. 

Klaar? Zoek iemand anders die ook klaar is en wissel de persoonlijke verslagen uit en vul het feedbackformulier in. 

Klaar klaar? Taalverzorging H5 bijvoeglijk naamwoord opdracht 3 t/m 6

tijd: 20 minuten, daarna dictee! 




Slide 34 - Tekstslide

DICTEE!
Boek en schrift dicht!

Je hebt alleen een pen nodig. 

Slide 35 - Tekstslide