7.3 - Hoe komt de overheid aan geld?

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Tijdens het afsluiten van de les geven de leerlingen de docent feedback

Toetsweek start vrijdag 8 april

Toetsstof 6.3 + 6.4 + H7 + H8

Slide 3 - Tekstslide

Terugblik

Slide 4 - Tekstslide

Welk begrip hoort bij de volgende omschrijving: "Toelichting op de verwachte inkomsten en uitgaven voor het komende jaar.
A
Rijksbegroting
B
Prinsjesdag
C
Miljoenennota
D
Minister van Financiën

Slide 5 - Quizvraag

Als de overheid een begrotingstekort heeft kan hij verschillende dingen doen om het optelossen. Wat hoort er niet bij?
A
BTW verhogen
B
Zorgtoeslag verlagen
C
Sociale premies verhogen
D
Accijnzen verlagen

Slide 6 - Quizvraag

Waar is zorgtoeslag een voorbeeld van?
A
Sociale verzekeringen
B
Sociale voorzieningen
C
Volksverzekeringen
D
Werknemersverzekeringen

Slide 7 - Quizvraag

Aan het einde van de les weet je ...

1. voorbeelden van enkele belangrijke overheidsinkomsten te benoemen.  

2. het verschil tussen directe- en indirecte belastingen.

3. hoe je een percentages uitrekent.

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Welke 4 ondernemingsvormen bestaan er ook alweer?

Slide 10 - Tekstslide


De overheid ontvangt belasting van burgers en bedrijven

De overheid ontvangt niet-belastingontvangsten van burgers en bedrijven

Slide 11 - Tekstslide

De overheid ontvangt belasting van burgers en bedrijven

  1. BTW en accijns
  2. Inkomstenbelasting
  3. Vennootschapsbelasting
BTW = Belasting die wordt betaalt als men een product koopt.





Accijns = Belasting die wordt betaalt als men een product koopt waarvan de overheid de verkoop ervan wilt verminderen.

Slide 12 - Tekstslide

De overheid ontvangt belasting van burgers en bedrijven

  1. BTW en accijns
  2. Inkomstenbelasting
  3. Vennootschapsbelasting
Inkomstenbelasting = Belasting die burgers en een eenmanszaak of vof betalen.




Vennootschapsbelasting = Belasting die bedrijven zoals een bv en een nv betalen.

Slide 13 - Tekstslide

Wat voor belasting betaalt een zelfstandig ondernemer van een vof?
A
Inkomstenbelasting
B
Vennootschapsbelasting

Slide 14 - Quizvraag

Op wat voor product zit GEEN accijns?
A
Alcohol
B
Tabak
C
Energiedrank
D
Benzine

Slide 15 - Quizvraag

Wat voor belasting betaal je als je een frikandelbroodje koopt bij de AH?
A
Omzetbelasting
B
Vennootschapsbelasting

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

De overheid ontvangt niet-belastingontvangsten van burgers en bedrijven

1. winst van overheidsbedrijven
2. Boetes en paspoorten
3. Sociale premies
Winst van overheidsbedrijven zoals ziekenhuizen, tandartspraktijken, scholen etc.


Een paspoort verloopt na 10 jaar en moet je zelf opnieuw kopen en aanvragen bij de gemeente.





Elke maand wordt er geld ingehouden op je loon als je werkt. Dit is belastinggeld en sociale premies.

Slide 19 - Tekstslide

Sociale premies = Premies die iedereen die werkt betaalt aan de overheid zodat de sociale verzekeringen zoals een AOW of een WW betaalt kunnen worden.

De sociale voorzieningen worden juist weer betaalt met belastinggeld.

Slide 20 - Tekstslide

Belastingen
Directe belasting
Indirecte belasting
Belastingen die direct aan de overheid worden betaalt.

Zoals inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting
Belastingen die eerst aan de winkelier worden betaalt en daarna aan de overheid.

Zoal BTW en accijnzen


Slide 21 - Tekstslide

Wat voor soort belasting is omzetbelasting?
A
Directe belasting
B
Indirecte belasting

Slide 22 - Quizvraag

timer
2:00

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Maak 7.3 OF neem deel aan de rekenbijles



10/15 minuten

Fluisterend + Muziek luisteren
Online methode

Samenwerken met leerling naast je of steek je vinger op.


Zorg dat je op zijn minst opgave 1 t/m 5 af hebt.



Controleer of je 7.1 + 7.2 al af had. 
Klaar? Maak de oefentoets van H7 online.

Slide 26 - Tekstslide

Afsluiten

Slide 27 - Tekstslide

Tops

Slide 28 - Woordweb

Tips

Slide 29 - Woordweb