Overzichtsles par. 8.1, 8.5 en 8.6

Overzichtsles industriële revolutie, de sociale kwestie en het modern imperialisme 
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Overzichtsles industriële revolutie, de sociale kwestie en het modern imperialisme 

Slide 1 - Tekstslide

De industriële revolutie

Slide 2 - Tekstslide

Wanneer begon de industriële revolutie?
A
1850
B
1750
C
1700
D
1800

Slide 3 - Quizvraag

In welk land begon de industriële revolutie?
A
Duitsland
B
Nederland
C
Frankrijk
D
Engeland

Slide 4 - Quizvraag

De industriële revolutie was een traag en lang proces. Leg uit waarom we toch van een revolutie spreken:

Slide 5 - Open vraag

Noem tenminste 2 gevolgen van de industriële revolutie

Slide 6 - Open vraag

Vanaf welk jaar ging Nederland in hoog tempo industrialiseren?
A
1839
B
1890
C
1870
D
1880

Slide 7 - Quizvraag

De eerste machines werden ontwikkeld voor de:
A
Textielnijverheid
B
Scheepsbouw
C
Kolenmijnen
D
Paardentram

Slide 8 - Quizvraag

Tussen 1800 en 1900 ontstaat er een nieuwe samenleving. Hoe noemen we die nieuwe samenleving?
A
De agrarisch-stedelijke samenleving
B
De industriële samenleving
C
De agrarische maatschappij
D
De pré-agrarische samenleving

Slide 9 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van een industriële samenleving?

Slide 10 - Open vraag

Tekst: vervoersmiddel 1840
‘Enkelen van ons hadden het vervoermiddel al leren kennen. De meesten echter nog niet, zodat iedereen nieuwsgierig was. Hoewel velen enthousiast waren over de bouw, waren sommigen afkeurend. Daarom was het goed een proefritje te maken, zodat iedereen zelf kon ervaren hoe het was en of dit vervoermiddel medisch gezien goedgekeurd moest worden of dat er bezwaren zouden zijn.’

Slide 11 - Tekstslide

Over welk vervoersmiddel gaat het stukje tekst uit 1840? (vorige slide)
A
De trekschuit
B
De paardentram
C
De trein
D
De auto

Slide 12 - Quizvraag

Wat was de Spinning Jenny?
A
Een machine die veel draden tegelijk kon spinnen
B
Een nieuw type machine waardoor het aanelkaar naaien van lappen stof automatisch gaat
C
Een schietspoel waardoor het weven veel sneller ging

Slide 13 - Quizvraag

Noem één voordeel en één nadeel van een stoommachine

Slide 14 - Open vraag



De sociale kwestie

Slide 15 - Tekstslide

Leg uit wat bedoeld wordt met 'de sociale kwestie'

Slide 16 - Open vraag

Leg uit hoe volgens de liberalen de sociale kwestie zou worden opgelost

Slide 17 - Open vraag

Als men geen opstand wil, maar wel de omstandigheden van de arbeiders wil veranderen, wat kun je dan doen?

Slide 18 - Open vraag

Welke zinnen over kinderarbeid zijn juist?
A
De kinderen kregen slechts het minimumloon
B
De kinderen maakten werkdagen van wel 12 tot 15 uren
C
Het gaat over kinderen van 6 tot 12 jaar
D
Het gaat over kinderen van 12 tot 16 jaar

Slide 19 - Quizvraag

Tegenwoordig hebben we wetten die ons beschermen tegen armoede. Hoe noemen we zulke wetten?

Slide 20 - Open vraag

Hoe noemen we organisaties van werknemers die streven naar verbetering van lonen en arbeidsomstandigheden?

Slide 21 - Open vraag

Welke zin past het beste bij het jaar 1919?
A
Algemeen mannenkiesrecht
B
Algemeen vrouwenkiesrecht
C
Algemeen kiesrecht

Slide 22 - Quizvraag

Tekst: Kinderwetje van Van Houten
Wet van 19 september 1874 houdende maatregelen tot het tegengaan van overmatige arbeid en verwaarlozing van kinderen.

1. Het is verboden kinderen beneden twaalf jaren in dienst te nemen of te hebben.

2. Het verbod van artikel 1 is niet van toepassing op huiselijke diensten en op veldarbeid.

Deze wet staat bekend als het kinderwetje van Van Houten. De wet verbiedt enkele vormen van kinderarbeid voor kinderen onder de twaalf jaar, maar er was nauwelijks controle.

Slide 23 - Tekstslide

Op de vorige slide staat een deel van het Kinderwetje van Van Houten. Niet alle groepen kinderen werden door deze wet beschermd. Welke groep werd er wel beschermd?
A
Kinderen in een steenfabriek
B
Kinderen die thuis spinnen of weven
C
Kinderen in turfgraverijen
D
Kinderen die op de boerderij werkten

Slide 24 - Quizvraag

Krantenbericht uit het Nieuwsblad van Noord-Oost-Friesland van 26 mei 1900
"In het noorden van Groningen vertoeft tegenwoordig veel Friesch werkvolk, zoowel arbeider als arbeidsters. Des 's morgens om 4 à 5 uur begeven zij zich reeds naar het veld, om vlas te wieden, en keeren eerst om 7 à 8 uur des avonds naar hunne tijdelijke verblijfplaats terug. Die verblijfplaats is gewoonlijk eene schuur, waar het gemengde gezelschap den nacht op stroo doorbrengt. Gedurende de lange dagen, welke zij op het veld werken, krijgen zij geen warm middagmaal, doch leven uitsluitend van brood. Ook des avonds hebben zij niet de tijd om een warmen maaltijd gereed te maken. Alleen des Zondags wordt veelal een warm maal bereid. Ondanks de lange dagen en het, vooral bij koud weder, onaangename werk zijn de verdiensten klein. Toch is de stemming dezer armen gewoonlijk opgewekt."

Slide 25 - Tekstslide

Welke omschrijving is van toepassing op de arbeiders uit de tekst (vorige slide)?
A
De mannen en vrouwen slapen gescheiden
B
De arbeiders pikken het niet en komen in opstand
C
De stemming is er triest
D
Ze maken dagen van 14-16 uur

Slide 26 - Quizvraag



Het moderne imperialisme

Slide 27 - Tekstslide

Noem een oorzaak voor het modern imperialisme

Slide 28 - Open vraag

Kolonialisme is hetzelfde als imperialisme
A
juist
B
onjuist

Slide 29 - Quizvraag

Noem een verschil tussen kolonialisme en modern imperialisme?

Slide 30 - Open vraag

Welke economische motieven waren er voor het modern imperialisme?
A
grondstoffen en afzetmarkten
B
arbeidskrachten en grondstoffen
C
slaven en afzetmarkten
D
grondstoffen en eindprodukten

Slide 31 - Quizvraag

Wat zijn de kenmerken van het modern imperialisme?
A
Periode 1870-1900 waar niet Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
B
Periode 1870-1970 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
C
Periode 1870-1900 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Afrika willen veroveren
D
Periode 1870-1900 waar Europese landen zoveel mogelijk grondgebied in Azië en Australië willen veroveren

Slide 32 - Quizvraag

"Het modern imperialisme kwam door de industrialisatie in Europa"
"Modern imperialisme en beschavingsoffensief gingen hand in hand"
A
alleen uitspraak 1 klopt
B
alleen uitspraak 2 klopt
C
geen van de uitspraken kloppen
D
beide uitspraken kloppen

Slide 33 - Quizvraag

Wat is het cultuurstelsel?

Slide 34 - Open vraag

De combinatie van (met geweld) veroveren en het lot van de bevolking daar willen verbeteren heeft in onze ogen iets tegenstrijdigs. Leg uit of dat in de ogen van tijdgenoten ook zo was:

Slide 35 - Open vraag

Je bent klaar met de LessonUp. Keer terug naar het virtuele klaslokaal :)

Slide 36 - Tekstslide