*Spelling H5, deel 1 (2THo)

Spelling H5 
Hoofdletters en aanhalingstekens
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Spelling H5 
Hoofdletters en aanhalingstekens

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
- Lezen (10 minuten)
- Bespreken huiswerk (5 minuten) en afronden H4 
- Start Spelling H5
- Huiswerk en afsluiting


Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet wanneer je hoofdletters schrijft.
  • Je weet wanneer je aanhalingstekens schrijft.

Slide 3 - Tekstslide

Lezen
  • Tijd: 10 minuten
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk: opdracht 4, 5 en 6 
  • Controle

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 4

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5
1 De jubilaris moest wel erg lang op zijn beloofde cadeau wachten.
2 Bij thuiskomst bleek mijn moeder een stuk gebraden vlees bewaard te hebben.
3 De vers gezette koffie uit het nieuwe espressoapparaat is prima van smaak.
4 Op de veiling bracht de gebarsten vaas afgelopen vrijdag toch nog 100 euro op.

Slide 7 - Tekstslide

Opdracht 6
1 Ik heb een goed idee voor een cadeautje, maar ik moet nog wel de juiste winkel vinden.
2 Omdat ik niet met de trein wil reizen, fiets ik elke dag 11 kilometer naar school.
3 Als je je neef weer eens ontmoet, moet je hem een keer uitnodigen!

Slide 8 - Tekstslide

Spelling H5
Hoofdletters en aanhalingstekens 

Slide 9 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter?

Slide 10 - Woordweb

Hoofdletters
  • Aan het begin van een nieuwe zin. 

  • Bij eigennamen (Sanne, Groningen, Bernardstraat, Lauwers College, Engeland, Engels, Kerstmis, Pasen en Greenpeace) 

  • Bijvoeglijke naamwoorden die afgeleid zijn van aardrijkskundige namen (Spaanse wijn, Belgische chocolade)


Slide 11 - Tekstslide

Kleine letters
  • Samenstellingen (kerstavond, paaszondag, moederdagcadeau)
  • Religies (jodendom, christendom, islam, rooms-katholiek)
  • Windstreken (het oosten, zuidwest)
  • Namen van seizoenen, maanden en periodes (herfst, maart, de ijstijd). 





Slide 12 - Tekstslide

Wanneer gebruik je een hoofdletter? Noem drie zaken.

Slide 13 - Open vraag

Wat is juist?
A
'S avonds
B
's Avonds

Slide 14 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Middeleeuwen
B
middeleeuwen

Slide 15 - Quizvraag

Wat is juist?
A
Belgische bonbons
B
belgische bonbons

Slide 16 - Quizvraag

Wat is juist?
A
christendom
B
Christendom

Slide 17 - Quizvraag

Wat is juist?
A
mevrouw Van den Berg
B
Mevrouw van den Berg

Slide 18 - Quizvraag

Wanneer gebruik je aanhalingstekens?

Slide 19 - Woordweb

Aanhalingstekens
  • Bij citaten:
  1. Boris riep verontwaardigd uit: 'Ik heb dat niet gedaan!'
  2. 'Ik ga liever met de trein', zei Maria.

  • Je gebruikt geen aanhalingstekens bij gedachten:
  1. Ze vroeg zich af: hoe kom ik onder dit afspraakje uit?
 

Slide 20 - Tekstslide

Aanhalingstekens
  • Bij titels:
  1. Het boek 'Kolja' van Arthur Japin is een groot succes.

  • Als je het woord zelf bedoelt en niet de betekenis van het woord:
  1. Veel mensen kennen het woord 'extravagant' niet. 


Slide 21 - Tekstslide

De man fluisterde: 'Ik kan niet meer'.
A
leestekens/hoofdletters zijn goed geschreven
B
leestekens/hoofdletters zijn verkeerd geschreven.

Slide 22 - Quizvraag

Lisa zegt: 'Nee Jolien, dat noem je citeren.'
A
goed
B
fout

Slide 23 - Quizvraag

Veel mensen hebben moeite met de spelling van het woord barbecue.
A
goed
B
fout

Slide 24 - Quizvraag

Ik vroeg haar: weet je wat het huiswerk was?
A
goed
B
fout

Slide 25 - Quizvraag

Aan de slag
Maak opdracht 1,2 en 3 van Spelling H5 - hoofdletters en aanhalingstekens

Slide 26 - Tekstslide