clase 11

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es ....
7 de junio de 2024
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 75 min

Onderdelen in deze les

¡Bienvenidos a tu clase de español!
Hoy es ....
7 de junio de 2024

Slide 1 - Tekstslide

El programa
  • Repaso
  • Gustar

Slide 2 - Tekstslide

Repaso

Slide 3 - Tekstslide

Gustar = "het bevalt me"
1 Heeft een meewerkend voorwerp (me, te, le, nos, os, les)

Slide 4 - Tekstslide

Gustar = "het bevalt me" 
1 Heeft een meewerkend voorwerp (me, te, le, nos, os, les)
2 Heb je keuze uit 2 vervoegingen :
               GUSTA (bij enkelvoud, bij werkwoord)
               GUSTAN ( bij meervoud, bij meerdere zaken)

Slide 5 - Tekstslide

Gustar = "het bevalt me"
1 Heeft een meewerkend voorwerp (me, te, le, nos, os, les)
2 Heb je keuze uit 2 vervoegingen :
               GUSTA (bij enkelvoud, bij werkwoord)
               GUSTAN ( bij meervoud, bij meerdere zaken)
3 Komt de ontkenning (NO) voor het werkwoord.

Slide 6 - Tekstslide

Wat betekent GUSTAR?
A
lezen
B
lekker vinden
C
houden van
D
eten

Slide 7 - Quizvraag

A José y Carlos (gustar) las series de Netflix.
A
le gusta
B
les gustan
C
se gusta
D
os gustan

Slide 8 - Quizvraag

Vervoeg het werkwoord GUSTAR:
A mi hermano ___ ________ los perros
A
le gusta
B
le gustan
C
se gusta
D
se gustan

Slide 9 - Quizvraag

Vul de juiste vorm in van 'gustar':

(A María).............los deportes.
A
te gustas
B
le gusta
C
le gustan
D
te gusto

Slide 10 - Quizvraag

GUSTAR
.......(yo)......... los libros de Gabriel García Márquez.
A
Mi gustan
B
Me gustan
C
Mi gusta
D
Me gusta

Slide 11 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van GUSTAR in:
Me ______________ ir de camping.
A
gusta
B
gustan

Slide 12 - Quizvraag

Vul in:
A nosotros ...........................(gustar) la fruta.
A
nos gustamos
B
nos gusta
C
nos gustan
D
nos gustas

Slide 13 - Quizvraag

Wat bepaalt de uitgang van gustar?
(2 correcte antwoorden)

A
me, te, le, nos, os of les staat ervóór
B
het is mannelijk of vrouwelijk
C
over welk zelfstandig naamwoord het gaat
D
of het over een werkwoord gaat

Slide 14 - Quizvraag

Hacer: página 45, ej 4, 5 & 6
timer
15:00

Slide 15 - Tekstslide

Deberes: 
Woordjes Unidad 4, 1 t/m 45 leren 

Slide 16 - Tekstslide