week 03 les 1 repaso ser y estar/gustar

Hola, buenos días.
Hoy es

¿Qué vamos a hacer? 
  • ser y estar, conjugación
  • corregir el ejercicio
  • gustar (leerdoel 7) --> planificación semana 03
lunes, el 14 de enero
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hola, buenos días.
Hoy es

¿Qué vamos a hacer? 
  • ser y estar, conjugación
  • corregir el ejercicio
  • gustar (leerdoel 7) --> planificación semana 03
lunes, el 14 de enero

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de vervoeging van ser?

Slide 2 - Open vraag

Wat is de vervoeging van estar?

Slide 3 - Open vraag

Yo ............. Paco.

Slide 4 - Open vraag

Los libros ................ en la mesa.

Slide 5 - Open vraag

¿Vosotros .............. españoles?

Slide 6 - Open vraag

Amsterdam ............... en Holanda.

Slide 7 - Open vraag

Mi hermano.................. simpático.

Slide 8 - Open vraag

Nosotros ............... nerviosos porque tenemos un exámen.

Slide 9 - Open vraag

Nuestro profesor siempre .................... de mal humor.

Slide 10 - Open vraag

Yo .................... cansado.

Slide 11 - Open vraag

LA: pág. 84
Zoek de betekenis op van de bijvoeglijke naamwoorden in het groene schema. Noteer ze in je schrift. 
Welke gebruik je met ser en welke met estar? Waarom?
Vamos a escuchar el ejercicio 1



Slide 12 - Tekstslide

 LA pág. 84, ej. 3

Slide 13 - Tekstslide

Gustar = houden van/leuk vinden
letterlijk: bevallen
Me gusta el libro - het boek bevalt mij.
Ik vind het boek mooi. 
Me gustan las hamburguesas - hamburgers bevallen mij.
Ik hou van hamburgers.

Wanneer gebruik je gusta? En wanneer gustan        

Slide 14 - Tekstslide

GUSTA OF GUSTAN
  • gusta + een zelfstandig naamwoord enkelvoud
 Me gusta el fútbol.= Ik hou van voetbal.
  • gusta + een werkwoord
Me gusta bailar. = Ik hou van dansen.
  • gustan + een zelfstandig naamwoord meervoud
Me gustan los perros. = Ik hou van honden. 
                                        Denk aan het lidwoord

Slide 15 - Tekstslide

Meewerkend voorwerp
Om aan te geven wie het leuk vindt (letterlijk, aan wie het bevalt) gebruik je het meewerkend voorwerp. 
me
te
le
nos
os
les
Waar lijkt dit rijtje veel op?
wederkerende vnw.
me, te, se, nos, os, se

Slide 16 - Tekstslide

Nadruk geven
(a mí)                           me gusta/gustan
(a tí)                             te  gusta/gustan
(a él/ella/usted)            le gusta/gustan
(a nosotros)                  nos gusta/gustan
(a vosotros)                  os gusta/gustan
(a ellos/ellas/ustedes)  les gusta/gustan
De vormen tussen haakjes mag je weglaten. 
me, te, ..... etc. moet je er altijd bij zetten. 

Slide 17 - Tekstslide

Dus.....
(A mí) me gusta bailar.                      = Ik hou van dansen.
(A él) le gusta el fútbol.                     = Hij houd van voetbal.
(A nosotros) nos gusta la música.    = Wij houden van muziek.
¿(A vosotros) os gustan los perros? = Houden jullie van honden? 
(A ellos) les gusta bailar.                   = Zij houden van dansen. 

Slide 18 - Tekstslide

ojo
De beklemtoonde vormen kan je weglaten (a mí, a tí, etc.)
Het meewerkend voorwerp MOET je gebruiken. (me, te, le...)
Wanneer je iets NIET leuk vind zet je gewoon NO voor het meewerkende voorwerp. 
No me gusta estudiar.
Andere werkwoorden die op dezelfde manier gaan zijn:
encantar= dol zijn op
doler (ue) = pijn doen

Slide 19 - Tekstslide

Ahora vosotros.
LA: pág. 86 ej. 1
LE: pág. 32 ej. 5.1, 5.3, 5.4, 5.5
Leren gustar (zie filmpje)

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Video