In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.
Onderdelen in deze les
Aardrijkskunde
Landschappen in Nederland
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekend N.A.P.?
Slide 2 - Woordweb
Normaal Amsterdams Peil
Om binnen Nederland hoogtes te kunnen vergelijken maken we gebruik van één nulpunt: het NAP. Hierdoor kunnen we zeggen dat het hoogste punt in Nederland dicht bij het Drielandenpunt in Vaals ligt met 322,38 m boven NAP. Het laagste punt ligt bij Nieuwerkerk aan den IJssel met 6,78 m onder NAP.
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Video
Slide 5 - Video
Welke ramp vond er in het zuiden van Nederland in 1953 plaats?
Slide 6 - Open vraag
Slide 7 - Video
Slide 8 - Tekstslide
Landschappen in Nederland.
Dit hoofdstuk gaat over de zeven belangrijk landschappen in ons land.
Slide 9 - Tekstslide
Zeven landschappen
Hoog Nederland:
Heuvellandschap
Zandlandschap
Hoogveenlandschap
Laag Nederland
Laagveenlandschap
Zeekleilandschap
Rivierenlandschap
Duinlandschap
Slide 10 - Tekstslide
Hoog nederland
Heuvellandschap: Zuid - Limburg
Zandlandschap: het overgrote deel van hoog - Nederland
Hoogveenlandschap: Drenthe (vroeger)
Slide 11 - Tekstslide
Heuvellandschap
In het zuiden van Limburg komen heuvels voor tot zo'n 200 meter.
In dit heuvelachtige gebied komt de grondsoort Loss veel voor. Vruchtbare grondsoort met een geelachtige kleur. Hierdoor vind er veel akkerbouw plaats op die heuvels.
De hoogste bergtop (Vaalseberg) is zo'n driehonderd meter.
Deze heuvels zijn uitlopers van de Ardennen.
Slide 12 - Tekstslide
Welk bijzonder punt ligt in het zuiden van Limburg?
Slide 13 - Open vraag
Slide 14 - Tekstslide
Kalksteen
Op de vorige afbeelding zie je een grot in Limburg. Deze grotten zijn uitgegraven om kalksteen te delven. Kalksteen werd gebruikt om te bouwen.
Slide 15 - Tekstslide
Zandlandschap
Vooral in het oosten van Nederland.
Overgrote deel van hoog Nederland bestaat uit zandlandschap
Hoogteverschillen tot maximaal 100 meter.
Zandgrond (heidegrond) was in het verleden niet goed voor landbouw.
In 1850, door de komst van kunstmest, kon men zandgronden (heidegronden) vruchtbaar maken en kon men er gewassen op verbouwen.
Vandaag de dag is het beschermd recreatie en natuurgebied.
Slide 16 - Tekstslide
Kennen we in Friesland ook een zandlandschap?
Slide 17 - Open vraag
Slide 18 - Tekstslide
Sporen van de ijstijd.
Zandgronden zijn hier tijdens de ijstijden door de rivieren afgezet. Die rivieren stroomden toen veel wilder.
Tijdens de voorlaatste ijstijd kwam ijs uit Scandinavie ons land binnen en duwde de grond als een bulldozer voor zich uit. Hierdoor ontstonden heuvelruggen. Utrechtse heuvelrug
Na de ijstijd smelt het ijs en blijven de heuvelruggen achter.
Slide 19 - Tekstslide
Hoogveenlandschap
Als water niet wegzakt, vormen zich meertjes.
Deze groeiden vol met planten en er ontstaan hoogveenmoerassen.
In Drenthe werd dit veelal uitgegraven voor brandstof.
Men groef kleine kanaaltjes zodat het water kon ontsnappen.
Daarna werd de turf afgevoerd in blokken.
Slide 20 - Tekstslide
Welke drie landschappen kennen we in hoog Nederland?
Slide 21 - Open vraag
Laag Nederland
Laagveenlandschap
Rivierenlandschap
Zeekleilandschap
Duinlandschap
Slide 22 - Tekstslide
Laagveenlandschap
Oorspronkelijk te drassig om te wonen
50% water 50% dode plantenresten
Rond 1300 begon men met de ontginning.
Men ging sloten graven, daardoor stroomde het water langzaam weg
Dit zorgde voor inklinken van het veen (wegzakken)
Sommige plekken in Zuid - Holland ligger vier meter lager dan oorspronkelijk.
Slide 23 - Tekstslide
Laagveen landschap
Om te voorkomen dat deze gebieden onder water lopen heeft men dijken, een ringvaart en molens aangelegd. De molens pompen het water in de ringvaart, die het vervolgens naar grote rivieren of de zee afvoert. Zo'n gebied noemen we een polder.
Slide 24 - Tekstslide
Rivierlandschappen
Slide 25 - Tekstslide
Slide 26 - Video
Rivierlandschap
De Maas, Rijn, Waal, IJsel.
Winterdijk, de grootste en belangrijkste dijk
Zomerdijk, tegen kleine overstromingen
Uitwaarde, land tussen de twee dijken in. Hier kan het water ''geparkeerd'' worden.
In de zomer zie je er vaak schapen, koeien etc.
Slide 27 - Tekstslide
Slide 28 - Tekstslide
Overstroming risico's
Verbreding door verplaatsing Winterdijk
Afgraven van de uitwaarden
Verdiepen van de rivier
Verlagen van de kribben, verwijderen van obstakels in de rivier. Snellere stroming naar de zee.
Instellen van overstroomgebieden, over verlaat, waterberging.
Slide 29 - Tekstslide
Duinlandschap
Westelijk deel wat grenst aan de Noordzee
Duinen zijn opgehoopt strandzand en kunnen weer wegwaaien
Helmgras, duin blijft op zijn plek.
Duinen zijn zeewering, recreatiegebied & natuurgebied.
Zand opspuiten ter versteviging
Strekdammen
Slide 30 - Tekstslide
Slide 31 - Tekstslide
Zeekleilandschap
Slide 32 - Tekstslide
Zeekleilandschap
Waar duinen ontbreken zijn zeedijken aangelegd.
Zeekleilandschap is ontstaan op de bodem van een voormalige Waddenzee.
Sommige gebieden stonden alleen bij hoogwater onder water. Omstreeks 1300 begonnen de inwoners die gebieden te omdijken.
Voorbeeld: Het gebied tussen Enkhuizen en Alkmaar en de schiereilanden in Zeeland.
Slide 33 - Tekstslide
Slide 34 - Tekstslide
Zeekleilandschap
In de middeleeuwen begon men met het aanleggen van deze droogmakerijen.
Droogmakerijen werden/worden veel gebruikt als akkerland.
Droogmakerijen worden altijd drooggehouden, anders lopen ze weer vol.
Vooral door de uitvinding van stoommachines konden we grote gebieden droogleggen.