Les 3 Nieuwsbegrip + herhaling woorden van les 1 en 2

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

les 3: Vulkaan op La Palma

(+ herhaling les 1 en 2) 

We deden een ............ experiment met cola en mentos.

Welk woord hoort op de stippellijn?

1. uniek
2. spectaculair
3. extreem
4. schadelijk

We zetten ........ de container aan de weg.

Welk woord hoort op de stippellijn?

1. dagelijks
2. wekelijks
3. maandelijks
4. jaarlijks

Wat betekent 'verwoesten' ?

De stroom lava verwoest alles.

1. kapot maken
2. verhitten
3. koelen
4. beschermen

Een vulkaan op La Palma is uitgebarsten.

Wat betekent 'uitbarsten'?

Lava is erg hete, gesmolten stenen die uit de vulkaan stromen.

Is deze uitleg goed?

1. ja
2. nee

Rommel wat op straat of in de natuur ligt noem je........

1. zwerfafval
2. het klimaat
3. vervuilen
4. extreem

Wat betekent 'vloeibaar' ?

Er komen ook gassen uit de vulkaan.

Wat betekent 'gassen'?

1. water
2. een stof die je niet kunt zien, net als lucht
3. een strook land langs de zee
4. een stof die je kan vastpakken

Wat is de uitleg van het woord: 'evacueren'?

Landen bouwen dijken om zich te beschermen tegen het water.

Wat betekent 'beschermen'?

1. omhoog gaan
2. ervoor zorgen dat iets veilig is
3. naar beneden gaan
4. er veel over willen weten

In de vakantie lig ik graag aan de kust.

Wat is de uitleg van 'de kust' ?

1. de stenen kant langs het water
2. de rand van een rivier met zand, gras en planten
3. een strook land langs de zee
4. een grote rivier

Het gebouw heeft zonnepanelen die stroom opwekken.

Wat betekent 'opwekken'?

1. ervoor zorgen dat er energie komt
2. informatie verzamelen
3. naar beneden gaan
4. omhoog gaan

vergaan = in kleine stukjes vallen en daarna verdwijnen

Is deze uitleg goed?

1. ja
2. nee
3. misschien

het klimaat = het weer dat bij een land of streek hoort

Is deze uitleg goed?

1. nee
2. ja

Plastic is ............. voor de natuur.

Welk woord hoort op de stippellijn?

1. uniek
2. verzamelen
3. schadelijk
4. extreem

Hoe goed ken je de woorden van les 2 en 3?

onvoldoende - bijna voldoende - voldoende - goed