Les verbes irréguliers

Lessonup.app
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Lessonup.app

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
  • Je weet weer hoe het zit met Franse werkwoorden
  • Je begrijpt het hoofthema en de belangrijkste argumenten uit een tekst, p. 72/73 GL cahier A

Slide 2 - Tekstslide

Les verbes

Slide 3 - Tekstslide

Wat valt je op aan deze werkwoorden?
Danser
Parler
jouer
donner
écouter
étudier

Slide 4 - Tekstslide

Les verbes -ER
donner 
geven

je donne
ik geef
tu donnes
jij geeft
il/elle/on donne
hij/zij/men geeft
1. Je neemt het hele werkwoord

2. Je haalt ER er vanaf

3. Je plakt de juiste uitgang erachter

Slide 5 - Tekstslide

Écris la forme correcte de parler:
je ....

Slide 6 - Open vraag

Écris la forme correcte de donner:
tu ....

Slide 7 - Open vraag

Écris la forme correcte de jouer:
il ....

Slide 8 - Open vraag

Écris la forme correcte de danser:
elle ....

Slide 9 - Open vraag

Slide 10 - Tekstslide

Nu een aantal andere (onregelmatige) werkwoorden!

Slide 11 - Tekstslide

AVOIR
avoir
hebben

j'ai
ik heb
tu as
jij hebt
il/elle/on a
hij/zij/men heeft
Uit je hoofd leren!

Slide 12 - Tekstslide

Écris la forme correcte d'avoir:
tu .... oublié

Slide 13 - Open vraag

ÊTRE
être
zijn

je suis
ik ben
tu es
jij bent
il/elle/on est
hij/zij/men is
Uit je hoofd leren!

Slide 14 - Tekstslide

Écris la forme correcte d'être:
elle ....

Slide 15 - Open vraag

VOULOIR
vouloir
willen
je veux
ik wil
tu veux
jij wil
il/elle/on veut
hij/zij/men wil
Uit je hoofd leren!

Slide 16 - Tekstslide

Écris la forme correcte de vouloir:
Jean .... aller aux toilettes.

Slide 17 - Open vraag

POUVOIR
pouvoir
kunnen

je peux
ik kan
tu peux
jij kan
il/elle/on peut
hij/zij/men kan
Uit je hoofd leren!

Slide 18 - Tekstslide

Écris la forme correcte de pouvoir:
tu .... traverser la ligne magique.

Slide 19 - Open vraag

ALLER
aller
gaan

je vais
ik ga
tu vas
jij gaat
il/elle/on va
hij/zij/men gaat
Uit je hoofd leren!

Slide 20 - Tekstslide

Écris la forme correcte d'aller:
je .... à l'école.

Slide 21 - Open vraag

Slide 22 - Tekstslide

Tekst, p. 72/73 GL cahier A
  • ex. 34 a t/m d nakijken
  • maak ex. 35 t/m 37

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide