Herhaling H6 Deel 2

Herhaling LessonUp H6 Deel 2
- Huiswerkcontrole
- Je doet de hele les mee
- Je geeft serieuze antwoorden
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling LessonUp H6 Deel 2
- Huiswerkcontrole
- Je doet de hele les mee
- Je geeft serieuze antwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Paragraaf 6.3
Een bedrijf maakt omzet. Van deze omzet gaan ze nieuwe goederen kopen. Het totaalbedrag van deze goederen noem je de inkoopwaarde. Het geld van de omzet wat overblijft na het inkopen van nieuwe goederen, noem je de brutowinst. De brutowinst is niet het geld dat je uiteindelijk mag houden. Je moet namelijk hiervan nog je bedrijfskosten betalen. Het geld wat daarvan overblijft, noem je het nettoresultaat. 

Slide 2 - Tekstslide

Paragraaf 6.3

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 6.4
De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken, noem je de productiecapaciteit. Dit wordt bepaald door het aantal werkende mensen, het aantal uren en de machines die gebruikt worden. 
Bedrijven streven naar een zo hoog mogelijke arbeidsproductiviteit. Dit doen ze door. Techno ontwik, arbeidsverdeling, scholing, prestatieloon en aoms.
De voordelen van productie voor de samenleving noem je maatschappelijke opbrengsten. Wanneer je bij produceren rekening houdt met het milieu, spreek je van maatschappelijk verantwoord ondernemen. 

Slide 4 - Tekstslide

Vul het ontbrekende woord in:
A: omzet = afzet x .....
B: omzet - ... = brutowinst
C: brutowinst - ... = ...
Kies uit: inkoopwaarde - verkoopprijs - nettoresultaat - bedrijfskosten

Slide 5 - Open vraag

I: De hoogte van de omzet wordt bepaald door de afzet en de verkoopprijs.
II: Van de brutowinst betaal je de bedrijfskosten.
A
Beide zijn juist
B
Beide zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 6 - Quizvraag

De inkoopprijs van een televisie is € 375. De winkelier rekent met een brutowinstmarge van 32%. Het btw-tarief is 21%. Bereken de consumentenprijs.

Slide 7 - Open vraag

I: De voordelen voor de maatschappij door meer productie, noem je maatschappelijke opbrengsten.
II: Maatschappelijk verantwoord ondernemen betekend dat je geen rekening houdt met het milieu.
A
Beide zijn goed
B
Beide zijn fout
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 8 - Quizvraag

I: De maximale hoeveelheid producten die een bedrijf kan maken, noem je de arbeidsproductiviteit.
II: De productie per werknemer in een bepaalde tijd noem je de productiecapaciteit.
A
Beide zijn juist
B
Beide zijn onjuist
C
1 is juist, 2 is onjuist
D
1 is onjuist, 2 is juist

Slide 9 - Quizvraag

Leg uit hoe de arbeidsproductiviteit verhoogt kan worden.

Slide 10 - Open vraag

Maken rekenopgaven deel 2
Aan het werk!

Slide 11 - Tekstslide