medicatie trainingdagdeel 2

Medicatietraining dagdeel 2
Online Medicatietraining

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOBeroepsopleiding

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Medicatietraining dagdeel 2
Online Medicatietraining

Slide 1 - Tekstslide

Medicatie bij ouderen werkt hetzelfde als bij de gemiddelde volwassenen

A
Niet waar
B
Waar

Slide 2 - Quizvraag

Een verzorgende hoeft alleen maar medicatie aan de juiste patiënt op de juiste wijze toe te dienen, maar niet wat de bijwerkingen en zo zijn.

A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quizvraag

In deze figuur zie je de ontwikkelling van de leeftijdsobouw in 100 jaar tijd.
Van meer jongeren naar minder ouderes => meer ouderen en minder jongeren

Slide 4 - Tekstslide


In 40% verzorgingshuizen is er sprake van over- of onderhandeling

A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Geneesmiddel gebruik per leeftijdsgroep

Slide 6 - Tekstslide

Waarom zo veel eisen?
Medicatie delen is geen onschuldige handeling
Uit recent onderzoek blijkt dat het aantal mensen dat moet worden opgenomen in het ziekenhuis na fouten met medicatie in vijf jaar met 25% is gestegen naar 49.000 mensen per jaar. De helft van deze ziekenhuisopnames blijkt vermijdbaar. Het gaat met name om ouderen die schade oplopen door bijvoorbeeld verkeerde medicijnen, te hoge of te lage doseringen en bijwerkingen door reactie met andere medicijnen.

  • 60 % v.d in Nederland medicatie wordt geslikt door mensen ouder dan 60 jaar.
  • Meer dan de helft van 65- tot 75-jarigen gebruikt dagelijks medicijnen.
  • 75-plussers gebruiken bijna 3,5 keer meer geneesmiddelen dan gemiddeld.
  • Ong. 8 % v.d ouderen gebruikt meer dan 6 verschillende geneesmiddelen per dag.




Feitjes medicatie & ouderen

Slide 7 - Tekstslide

Medicatie & ouderen
Problemen bij inname door:


  • Slikproblemen
  • Visusproblemen
  • Coördinatieproblemen
  • Verwardheid

Oefenopdracht: geef per probleem 1 reden aan waardoor het een probleem is. Bijvoorbeeld visusprobleem vanwege slechtere ogen

Slide 8 - Tekstslide

Vul minimaal 5 redenen
in waarom ouderen
meer medicatie gebruiken

Slide 9 - Woordweb

Welke medicatie wordt het meest gebruikt
  • Zestig procent slikt bloedverdunners
  • Bijna de helft -een cholesterolverlager.
  • Eén op de vijf - medicijnen tegen suikerziekte.
  • Daarnaast vaak voorgeschreven: maagzuurremmers, laxeermiddelen en kalmeringsmiddelen

Waarom gebruiken ouderen meer medicatie:
  • Meer chronische ziekten, bv. aderverkalking, vernauwing kransslagader, hoge bloeddruk, maagpijn, suikerziekte of reuma.
  •  Lichamelijke achteruitgang bv.: matige stoelgang, incontinentie, slapeloosheid


Slide 10 - Tekstslide

Medicatie werkt anders bij ouderen, door:

  • Tragere stofwisseling
  • Verlaagd lichaamsvocht
  •  Afgenomen vet- en/of spiermassa,
  •  Verminderde leverfunctie
  •  Verminderde nierfunctie
  •  Comorbiditeit

Slide 11 - Tekstslide

Korte herhaling:

  • Ouderen slikken meer medicatie

  • Ouderen hebben problemen bij inname

  • Medicatie werkt anders bij ouderen

Slide 12 - Tekstslide

Welke medicatie wordt het meest gebruikt
  • Zestig procent slikt bloedverdunners
  • vijftig procent slikteen cholesterolverlager.
  • twintig procent slikt medicijnen tegen suikerziekte.
  • vijftig procent slikt een calciumverlager
  • Daarnaast worden vaak voorgeschreven: maagzuurremmers, laxeermiddelen en kalmeringsmiddelen

Slide 13 - Tekstslide

Wat doet medicatie in het lichaam:

  • Opname (absorptie)
  • Verdeling (distributie)
  • Metabolisme (omzetting/werking)
  • Uitscheiding (excretie)

Slide 14 - Tekstslide

Werking van medicatie bij ouderen is anders door
A
Ouderen hebben meer vetweefsel ( slecht doorbloede organen ) => geneesmiddelen langzamer werken
B
Verminderde werking van de nieren waardoor medicatie sneller het lichaam uit is
C
Toename lichaamsvocht waardoor geneesmiddelen die goed oplossen in water sterker werken
D
Hersenen worden minder gevoelig voor werking van bepaalde medicijnen => meer bijwerkingen

Slide 15 - Quizvraag

Bijwerkingen zijn anders want:
  • Ouderen zijn veel gevoeliger voor bijwerkingen dan mensen van middelbare leeftijd.
  • Een 70-plusser is maar liefst zeven keer zo gevoelig voor bijwerkingen als iemand jonger dan 30 jaar.

Slide 16 - Tekstslide

Soms werken medicijnen anders
Slaap- en kalmeringsmiddelen
- werken langer en kunnen in plaats van rust juist opwinding veroorzaken.
Digoxine (hartmiddel) 
- kan langer werken en er ontstaat gemakkelijk overdosering. Een beeld van misselijkheid, braken, diarree en eventueel slaperigheid kan optreden.

Plaspillen 
- door verminderde werking van de nieren soms een hogere dosering van. Gevaar van uitdroging, zeker omdat ouderen vaak te weinig drinken. Ook kans op duizeligheid.

ACE-remmers (bloeddrukverlagers/hartmiddelen)
- werken vaak langer bij ouderen. Bijwerkingen als duizeligheid bij het opstaan => vallen

Werking is anders bij verschillende middelen

  1. Slaap- en kalmeringsmiddelen 
- werken langer en veroorzaken in plaats van rust juist opwinding 

2. Digoxine (hartmiddel
- kan langer werken,er ontstaat makkelijk overdosering met mogelijk  misselijkheid, braken, diarree en soms slaperigheid


Slide 17 - Tekstslide

Soms werken medicijnen anders
Slaap- en kalmeringsmiddelen
- werken langer en kunnen in plaats van rust juist opwinding veroorzaken.
Digoxine (hartmiddel) 
- kan langer werken en er ontstaat gemakkelijk overdosering. Een beeld van misselijkheid, braken, diarree en eventueel slaperigheid kan optreden.

Plaspillen 
- door verminderde werking van de nieren soms een hogere dosering van. Gevaar van uitdroging, zeker omdat ouderen vaak te weinig drinken. Ook kans op duizeligheid.

ACE-remmers (bloeddrukverlagers/hartmiddelen)
- werken vaak langer bij ouderen. Bijwerkingen als duizeligheid bij het opstaan => vallen

Werking is anders (2)

3. Plaspillen  
door verminderde werking van de nieren soms een hogere dosering . met gevaar van uitdroging, zeker omdat ouderen vaak te weinig drinken. Kans op duizeligheid. 

4. ACE-remmers (bloeddrukverlagers/hartmiddelen)  
- werken vaak langer bij ouderen. Bijwerkingen als duizeligheid bij het opstaan => vallen

Slide 18 - Tekstslide

Polyfarmacie


Wanneer een zorgvrager VIJF of méér verschillende soorten medicatie gebruikt is er sprake van poly (veel) farmacie (medicatie)

Slide 19 - Tekstslide

De meest frequente problemen bij ouderen met polyfarmacie zijn
  • Overbehandeling: men gebruikt één of meer geneesmiddelen die niet, of niet meer, nodig zijn.
  • Onderhandeling: dan is een geneesmiddel wél nodig, maar wordt het niet voorgeschreven.
  • Een ongunstige wisselwerking tussen verschillende geneesmiddelen, evenals vermijdbare bijwerkingen als probleem bij mensen met polyfarmacie gemeld.

Slide 20 - Tekstslide

Voorgeschreven medicatie bij patiënten met polyfarmacie
Geneesmiddelengroep
  • Antitrombotica 54%
  • Bètablokkers 46%
  • Cholesterolverlagers 44%
  • Maagzuurremmers 42%
  • ACE-remmers 29%
  • NSAID’s 27%
  • Corticosteroïden 21%
  • Laxantia 20%
Hypnotica en sedativa 20%
Orale bloedglucoseverlagende middelen 

Slide 21 - Tekstslide

Welke medicijnen het meest door ouderen worden geslikt
  • Antitrombotica 54%
  • Bètablokkers 46%
  • Cholesterolverlagers 44%
  • Maagzuurremmers 42%
  • ACE-remmers 29%
  • NSAID’s 27% 
  • Corticosteroïden 21% 
  • Laxantia 20%
Hypnotica en sedativa 20%
Orale bloedglucoseverlagende middelen 

Slide 22 - Tekstslide

Risico's polyfarmacie

  • verminderde nierfunctie
  •  verminderde cognitie (dementie of aanwijzingen voor vergeetachtigheid)
  • verhoogd valrisico (≥1 of meer maal gevallen)
  • signalen van verminderde therapietrouw
  • niet zelfstandig wonend (verzorgings- of verpleeghuis)
  • niet geplande ziekenhuisopname

Slide 23 - Tekstslide

Tabel van aandachtspunten medicatie gebruik bij verschillende doelgroepen

Slide 24 - Tekstslide

Bij de verschillende soorten medicatie horen verschillende risico's.
Oefenopdracht: zoek van 

Hier komt een voorbeeld van 2 soorten medicatie die veel door ouderen worden geslikt: Psychofarma
 en bloeddruk medicaite

Slide 25 - Tekstslide

 ‘Hoe lager, hoe beter’ gaat bij oudste ouderen zeker niet
 altijd op.

Bij gezonde ouderen lijkt een bloeddrukverlagende behandeling effectief; echter: hoe kwetsbaarder, hoe minder effectief. 

Slide 26 - Tekstslide

Cardiovasculair
Medicijnen tegen hoge  bloeddruk, zoals bètablokkers, kunnen duizeligheid,  sufheid of een licht gevoel in het hoofd veroorzaken. 
Vaak gaan deze verschijnselen over als het lichaam gewend is aan de lagere bloeddruk. 


Let op als bewoner net een nieuw middel gebruikt of een hogere dosis dan hij gewend is.
Voorbeeld: metoprolol. 

Slide 27 - Tekstslide