Zelfstandig werkwoord (zww) - hoofdwerkwoord van de zin
(spelen, kopen)
Hulpwerkwoord (hww) - helpt het hoofdwerkwoord, geeft zelf geen handeling aan (kunnen, mogen, willen)
Koppelwerkwoord (kww) - koppelt een eigenschap, toestand, functie aan het onderwerp (zijn, worden, schijnen, blijven, blijken, lijken, heten, dunken, voorkomen)